Vragen van het lid Schouw (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht dat er teveel landbouwgif op groente en fruit zit (ingezonden 11 september 2013).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (ontvangen 24 oktober 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 100.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het rapport van Milieudefensie en Foodwatch «Onveilige wettelijke normen voor bestrijdingsmiddelen en fruit» en de tv-uitzending hierover?1

Antwoord 1

Milieudefensie en Foodwatch stellen terechte vragen over de wijze waarop normen voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen in levensmiddelen worden vastgelegd. Experts zijn het er over eens dat alle bevolkingsgroepen goed beschermd worden door deze normen. Echter, de wijze waarop de normen worden afgeleid kan op punten verbeterd worden zoals hieronder zal worden toegelicht. Nederland zet zich in Brussel hiervoor in.

Vraag 2

Klopt de constatering dat de wettelijke normen voor bestrijdingsmiddelen op groente en fruit onveilig zijn, zodat er bijvoorbeeld perziken verkrijgbaar zijn waarbij de wettelijke toegestane hoeveelheid landbouwgif een factor tien hoger ligt dan de acute gezondheidsnorm van de Wereld Handelsorganisatie (WTO)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte?

Antwoord 2

De wettelijke normen voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen in levensmiddelen (de maximale residulimiet: MRL) worden Europees vastgelegd op een zo laag mogelijk niveau om kwetsbare groepen zoals kinderen en foetussen te beschermen. Bij de afleiding van MRL's wordt uitgegaan van correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw. Om een MRL wettelijk te kunnen vastleggen, wordt onderzocht hoeveel residu er met de voeding kan worden ingenomen waarna getoetst wordt of die inname lager ligt dan de gezondheidskundige grenswaarden voor acute effecten (de ARfD) en chronische effecten (de ADI). Bij de berekening van de inname van residuen wordt om de consument goed te beschermen gerekend met zeer grote porties. Door voortschrijdend inzicht over de manier waarop de inname van het residu precies berekend moet worden en door veranderingen in consumptiepatronen bestaat er nu een aantal MRL's waarbij een inname boven de ARfD mogelijk is. Uit de jaarlijkse meetgegevens van de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (NVWA) van 3.000 monsters groente en fruit blijkt dat in het merendeel van de gevallen de gemeten gehaltes aan gewasbeschermingsmiddelen ver onder de MRL blijven. Slechts bij een klein aantal handelspartijen is een overschrijding van de ARfD mogelijk geweest.

Ik ben bekend met het bestaan van MRL's die een overschrijding van de ARfD toelaten. Het RIVM heeft in 2010 hierover bericht in een rapport over het beoordelingsmodel voor gewasbeschermingsmiddelen2. Ik vind het bestaan van dergelijke MRL's onwenselijk. Nederland zet zich daarom in Brussel al sinds jaren in om de afleidingsmethode van MRL's op dit punt aan te passen. Overigens worden de acute gezondheidsnormen (de ARfD) niet vastgesteld door de WTO maar door de World Health Organisation (WHO) en door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). Het is wel zo dat een verlaging van een MRL genotificeerd moet worden bij de WTO.

Nederland levert een belangrijke bijdrage aan de herbeoordeling van MRL's die nu plaatsvindt. Aan MRL's die een overschrijding van de ARfD toelaten, kan bij de herbeoordeling voorrang worden gegeven. Dit is ook recent gebeurd bij de stof thiacloprid waarover ik uw Kamer in juni heb geïnformeerd3. Het RIVM heeft op mijn verzoek onderzoek gedaan naar de blootstelling aan thiacloprid en vier andere middelen uit de groep van de neonicotinoïden nadat de non-gouvermentele organisatie PAN Europe aandacht had gevraagd voor de risico's van deze groep. Het bleek dat er voor thiacloprid enkele MRL's bestaan die overschrijdingen van de ARfD toelaten. Het RIVM concludeerde dat herziening van deze MRL’s voor thiacloprid gewenst is maar dat de gezondheid van de Nederlandse consument niet in het geding is geweest. De Europese Commissie laat nu op verzoek van Nederland versneld een herziening van deze MRL’s uitvoeren en zal op korte termijn maatregelen voorstellen. Daarnaast heeft Nederland in Europees verband aangedrongen op herziening van de MRL's voor de stof bitertanol. De MRL voor bitertanol op perziken zal verlaagd worden tot op het laagste niveau dat analytisch gekwantificeerd en gerapporteerd kan worden. Sinds 2011 heeft de NVWA in perziken en nectarines slechts in 1 monster residuen van bitertanol gevonden. Het gevonden gehalte lag ver onder de MRL en de berekende inname bleef daarbij ruim onder de ARfD.

Vraag 3, 4

Deelt u de conclusie dat circa 10% van de onderzochte wettelijke normen onveilig is? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?

Welke risico’s voor de volksgezondheid zijn er ontstaan door het hanteren van onveilige normen?

Antwoord 3, 4

De conclusie van Milieudefensie en Foodwatch dat circa 10% van de onderzochte wettelijke normen onveilig is, wekt de indruk dat 10% van alle MRL's onveilig is. Dit is niet correct. Er zijn namelijk meer dan 100.000 MRL's en het is op dit moment niet exact aan te geven welk deel daarvan een overschrijding van de ARfD toelaat. Voorlopige resultaten van lopend onderzoek door het RIVM wijzen er op dat het daadwerkelijke percentage aanmerkelijk lager ligt. Daarnaast heeft in 2011 het Productschap Tuinbouw als reactie op het rapport van het RIVM uit 2010 de MRL's voor groenten en fruit beoordeeld op potentiële risico’s. Van de meer dan 100.000 MRL's werden er ongeveer 450 (–0,5%) geïdentificeerd waarbij er een potentieel risico zou kunnen optreden. Inmiddels is een deel van deze 450 MRL's aangepast. Dit duidt erop dat het percentage MRL's waarbij een overschrijding van de ARfD mogelijk is, aanzienlijk lager ligt dan 10%.

In de praktijk worden zelden gehaltes aan residuen gemeten die aanleiding kunnen geven tot een overschrijding van de ARfD. Op basis van metingen van residuen door de NVWA en het Productschap Tuinbouw werden de meest risicovolle werkzame stoffen geïdentificeerd en die zijn door het RIVM nader onderzocht. Er zijn hier 10 stoffen geïdentificeerd waarbij een herziening van MRL's noodzakelijk werd geacht. Aan de meerderheid van deze stoffen was al een hoge prioriteit voor herziening gegeven door EFSA. Voor de stoffen waaraan in de EU nog onvoldoende prioriteit was gegeven, heeft Nederland om een versnelde herziening van de bestaande MRL's verzocht.

De rekenmethode om het gezondheidsrisico in te schatten gaat, om de consument maximaal te beschermen, uit van de meest ongunstige scenario’s. In werkelijkheid is de kans dat een individu op een dag een grote portie van het product eet met een hoog gehalte aan residuen uiterst gering. Dit neemt niet weg dat er een kans bestaat dat een individu eenmalig blootgesteld kan worden aan een hoeveelheid residu die hoger ligt dan de ARfD. In zo’n geval is er niet per definitie een effect op de gezondheid maar dit kan ook niet worden uitgesloten.

Ik concludeer hieruit dat belangrijke stappen zijn gezet en dat er in de gevallen waar een rekenkundig risico is geïdentificeerd de kans op een daadwerkelijk risico uiterst gering is.

Vraag 5

Op welke wijze heeft u de consument geïnformeerd over de risico’s van het consumeren van fruit en groente met teveel landbouwgif?

Antwoord 5

Het Voedingscentrum informeert de consument via de website allesoverbestrijdingsmiddelen.nl over residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast rapporteert de NVWA tweemaal per jaar een voortschrijdend overzicht van de meetresultaten van de afgelopen twee jaar. Alle individuele analyseresultaten worden daarbij overzichtelijk gepresenteerd. Het Voedingscentrum duidt de resultaten van de NVWA voor de consument in begrijpelijke taal.

Vraag 6

Welke acties heeft u ondernomen om te voorkomen dat producten met te veel landbouwgif op de markt of bij de consument terecht komen?

Antwoord 6

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.

Vraag 7

Klopt het dat de wettelijk toegestane hoeveelheid bestrijdingsmiddelen is gebaseerd op verouderde gegevens over de consumptie? Zo ja, waarom is er niet tot aanpassing over gegaan na adviezen van de Gezondheidsraad (2004) en de RIVM (2010) over de bijstelling van deze gegevens? Zo nee, waarop wordt die hoeveelheid wel gebaseerd? Bent u bereid de wettelijke normen voor de toegestane hoeveelheid resten landbouwgif aan te passen aan meer recente consumptiegegevens?

Antwoord 7

Het gebruik van oudere consumptiegegevens speelt hierbij inderdaad een rol. MRL's worden afgeleid met een Europees rekenmodel onder beheer van EFSA. In dit model zijn de meest kritische consumptiegegevens van alle Lidstaten verwerkt. Op dit moment bevat het model Nederlandse consumptiegegevens die niet altijd meer up to date zijn. Het Europese model wordt nu bijgewerkt waarbij nieuwe consumptiegegevens van Lidstaten in het model worden verwerkt. Nederland heeft inmiddels recente consumptiegegevens geleverd aan EFSA. Omdat de consumptiegegevens zelf en de rekenprogramma’s waarmee deze worden vertaald naar blootstelling aan residuen buitengewoon complex zijn, is het zorgvuldig invoeren van de consumptiegegevens bijzonder tijdrovend. Het RIVM helpt EFSA hierbij en zal het eindresultaat kritisch toetsen. Ik zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat dit project snel wordt afgerond.

Vraag 8

Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) wel gezondheidsrisico’s constateert, maar niet op kan treden, omdat de wettelijke normen te hoog liggen? Zo ja, op welke wijze kan de NVWA gezondheidsrisico’s dan wel aanpakken?

Antwoord 8

De NVWA controleert steekproefsgewijs of voldaan wordt aan de MRL’s. Hiervoor meet de NVWA jaarlijks 3.000 monsters groente en fruit. Een deel van de steekproef is representatief voor een product of productgroep en een deel wordt risicogestuurd bemonsterd. Bij overschrijding van de MRL neemt de NVWA gepaste maatregelen. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk. De partij kan meteen worden vastgelegd en uit de handel worden gehaald. In de gevallen waar de partij nog wordt vastgehouden aan de buitengrens, worden de producten meteen vernietigd. Als een partij niet meer te achterhalen is, wordt wel een boete gegeven of, wanneer dat niet mogelijk is, de importeur via een brief gewezen op de geconstateerde overschrijding waarbij vervolgacties worden gevraagd om herhaling te voorkomen. In veel gevallen worden te hoge residugehaltes in een partij via het Europese «rapid alert»-systeem gemeld aan de controlerende instanties van de Europese Lidstaten.

De NVWA toetst ook of de gezondheidsnormen overschreden worden en er kan dan alleen opgetreden worden bij een overschrijding van de MRL. Bij het schatten van het gezondheidsrisico worden de meest ongunstige scenario's gehanteerd om de consument maximaal te beschermen. Dit betekent dat iemand een grote portie van juist dat ene product met dat hoge gehalte moet eten voordat er kans is op negatieve effecten op de gezondheid. Deze kans wordt als uiterst gering ingeschat.


X Noot
1

«Onveilige wettelijke normen voor bestrijdingsmiddelen op groente en fruit», Weet wat je eet, september 2013; Tros Radar 9-9-2013.

X Noot
2

Van den Velde-Koerts T, van Donkersgoed G, Koopman N, Ossendorp BC (2010). Revision of Dutch dietary risk assessment models for pesticide authorisation purposes. RIVM Rapport 320005006. Beschikbaar via: www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:13003&type=org&disposition=inline&ns_nc=1

X Noot
3

Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer van 19 juni 2013. Aanvullende beoordeling van het RIVM over de gezondheidseffecten van het gebruik van neonicotinoïden. Kamerstuk 26 991, nr. 362.

Naar boven