Vragen van het lid Oskam (CDA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de strijd tegen hennep en het dumpen van illegaal afval in Noord-Brabant (ingezonden 2 mei 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 24 juni 2014) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2153

Vraag 1

Kent u het bericht: «De drugsbaronnen winnen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de stellingname van de burgemeester van Uden dat het voor de Brabantse taskforce «dweilen met de kraan open» is?2

Antwoord 2

Ik erken dat de strijd tegen de georganiseerde drugscriminaliteit gepaard gaat met uitdagingen en vraagt om een lange adem. Maar het beeld dat politie en OM niet zouden zijn opgewassen tegen de georganiseerde drugscriminaliteit onderschrijf ik niet. Politie en OM liggen op koers bij de realisatie van de doelstelling die ik bij mijn aantreden in 2010 heb gesteld, namelijk dat eind 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden moet zijn verdubbeld. Dat is een krachtig signaal dat we de georganiseerde criminaliteit, waaronder de drugscriminaliteit, hard aanpakken. We zijn er nog niet: daarom zal stevig ingezet blijven worden op de aanpak van de criminaliteit achter hennep en synthetische drugs, alsmede de daarmee samenhangende dumpingen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het legaliseren van hennepteelt niet de oplossing is voor de drugsproblematiek in de provincies Noord-Brabant en Limburg?

Antwoord 3

Die mening deel ik. Het standpunt van dit kabinet is dat legalisering of regulering van hennepteelt geen oplossing biedt voor de drugsproblematiek. De aard en omvang van de hennepteelt hangt niet enkel samen met de bevoorrading van coffeeshops, maar dient een veel bredere internationale afzetmarkt. Bovendien is legalisering van hennepteelt anders dan voor medicinaal of wetenschappelijk gebruik niet mogelijk, omdat internationale verdragen dit verbieden. Ook gaan voorstanders van legalisering of regulering er ten onrechte van uit dat dit zal leiden tot een besparing op de handhavingscapaciteit. Illegale teelt zal blijven bestaan en daar zal tegen blijven moeten worden opgetreden.

Vraag 4 en 5

Bedoelde u in antwoorden op eerdere vragen over handhaving op het terrein van drugsafvaldumping in de natuur aan te geven dat er voldoende capaciteit in deze provincies beschikbaar is om drugsafval in de natuur op te sporen en om te handhaven?3

Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, kunt u dan aangeven of u nog steeds de mening bent toegedaan dat er voldoende capaciteit beschikbaar is voor deze opsporing en handhaving, niet alleen gezien de toename van het aantal dumpingen tot 150 vondsten in 2013, maar ook gezien de zwaardere criminaliteit die eraan verbonden is (zoals de recente liquidaties in Uden aantonen)?

Antwoord 4 en 5

In mijn antwoord op de betreffende vragen van de leden Jacobi en Rebel heb ik gewezen op het belang van een gezamenlijke aanpak van drugsdumpingen. Daarbij heb ik gewezen op de aanpak in Noord-Brabant. In deze provincie werken gemeenten, waterschappen, natuurorganisaties, politie en OM samen bij de aanpak van drugsdumpingen.

Daarnaast is om de problemen omtrent dumpingen van drugsafval aan te pakken de capaciteit bij de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) verdubbeld. Dat zware criminaliteit door criminele samenwerkingsverbanden verbonden is met de problematiek omtrent hennep en synthetische drugs is bekend en de aanpak is daar dan ook op afgestemd.

Vraag 6 en 7

Heeft een nauwere samenwerking met Duitse en Franse autoriteiten als gevolg dat de opsporingscapaciteit van politie en justitie in de provincies Noord-Brabant en Limburg wordt uitgebreid?

Welke concrete afspraken heeft u verder gemaakt met uw Duitse en Franse collega’s om de drugsproblematiek en de hieraan gerelateerde geweldsdelicten verder aan te pakken?

Antwoord 6 en 7

Ik ben nog in gesprek met mijn Duitse, Franse, Belgische en Luxemburgse ambtgenoten om te bezien hoe we de gezamenlijke inspanningen om de georganiseerde drugscriminaliteit te bestrijden kunnen intensiveren. De insteek is niet zozeer een uitbreiding van de opsporingscapaciteit in de grensregio’s, maar eerder het vergroten van de effectiviteit van de samenwerking en het introduceren van innovatieve werkwijzen om ook de criminele organisaties achter de internationale drugshandel een gevoelige klap toe te brengen. Met Frankrijk, België en Luxemburg verwacht ik daartoe later dit jaar een actieprogramma te kunnen presenteren.

Vraag 8

Bent u van mening dat de Wet milieubeheer in voldoende mate een wettelijk kader biedt om het illegaal dumpen van afval tegen te gaan?4

Antwoord 8

De Wet milieubeheer biedt in voldoende mate een wettelijk kader om tegen het illegaal dumpen van afval op te treden. Om op te treden en de kosten te kunnen verhalen dient echter wel eerst te worden achterhaald wie er verantwoordelijk is voor de dumping. In Noord-Brabant wordt daarom in het kader van de gezamenlijke aanpak van drugsdumpingen door de politie en het OM onderzoek gedaan om de daders van een dumping te achterhalen.

Vraag 9

Deelt u de opvatting dat het wenselijk is dat het Openbaar Ministerie het dumpen van drugsafval ook als zodanig gaat registreren, zodat meer inzicht wordt verkregen in de precieze aantallen van drugsafvaldumpingen en de daarop volgende strafvervolging/strafoplegging zoals geïnde geldboetes en/of gevangenisstraffen? Zo ja, gaat u hier dan ook concreet werk van maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Het registreren van dumpingen van drugsafval in Nederland kan helpen om een actueel beeld te verkrijgen van de situatie en om mogelijke verbanden te leggen met productieplaatsen. Wanneer de politie bij een dumping wordt ingeschakeld wordt dit geregistreerd in het BVH-systeem (Basis Voorziening Handhaving). Ik zie geen aanleiding voor een aparte registratie door het OM.

Vraag 10

Heeft de door de provincie Noord-Brabant geïnitieerde werkgroep om illegale drugsafvaldumpingen te onderzoeken u en/of de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu al de resultaten van dit onderzoek toegezonden? Zo ja, kunt u de onderzoeksresultaten aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer verwacht u hiervan de resultaten?

Antwoord 10

Er is door mij of de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu geen rapportage van onderzoeksresultaten vanuit de werkgroep ontvangen en er is ons ook geen rapportage in het vooruitzicht gesteld. Ik heb naar aanleiding van de werkzaamheden van de werkgroep wel een gesprek gevoerd met een gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant en de burgemeester van Heusden, waarover hieronder meer.

Vraag 11, 12, 13 en 14

Wat is de stand van zaken ten aanzien van uw belofte om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor een waarborgfonds waaruit de kosten van het bestrijden van illegale drugsafvaldumpingen betaald kunnen worden?5

Welke rol ziet u weggelegd voor de Staat ten aanzien van dit waarborgfonds?

Op wie (uzelf, de gemeenten, de provincie Noord-Brabant) doelde u in de antwoorden op eerdere vragen toen u stelde dat gekeken moeten worden naar nieuwe initiatieven om te voorkomen dat natuurorganisaties telkens voor de kosten van drugsdumpingen moet opdraaien?6

Heeft u zelf al initiatieven aangedragen om deze drugsafvaldumpingen tegen te gaan, behalve het door u onderzochte waarborgfonds waar de provincie Noord-Brabant voor heeft gepleit?

Antwoord 11, 12, 13 en 14

In mijn antwoord op de voornoemde vragen van de leden Jacobi en Rebel heb ik uw Kamer gemeld dat de provincie Noord-Brabant de haalbaarheid onderzoekt van een waarborgfonds. De provincie heeft mij verzocht om dit fonds (mede) te vullen uit Pluk Ze-gelden. Daarover heb ik op 6 mei 2014 een gesprek gevoerd met een gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant en de burgemeester van Heusden. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 20 mei 2014 heb laten weten heb ik in dit gesprek gemeld dat de begrotingssystematiek het niet toelaat om Pluk Ze-gelden in te zetten om de kosten van gedupeerden van drugsdumpingen te vergoeden.7 Deze gelden vloeien, net als verkeersboetes, in de algemene middelen en kan ik dus niet zelfstandig besteden of oormerken. Wel ben ik, zoals in mijn brief aangegeven, bereid om een (financiële) bijdrage te leveren om de kennis over de aanpak van drugsdumpingen in Noord-Brabant ook voor andere provincies beschikbaar te stellen.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Berndsen-Jansen (D66), ingezonden 2 mei 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2463) en van de leden Rebel en Recourt (beiden PvdA), ingezonden 2 mei 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2467)


X Noot
1

«De drugsbaronnen winnen», De Persdienst, 30 april 2014

X Noot
2

«De onmacht van justitie», Brabants Dagblad, 1 mei 2014

X Noot
3

Kamerstukken 2013–2014, aanhangsel Handelingen, nr. 1267

X Noot
4

Kamerstukken 2013–2014, aanhangsel Handelingen, nr. 1289

X Noot
5

«Noodfonds voor drugsafval; Schade van gedumpte chemicaliën neemt toe», De Telegraaf, 21 februari 2014

X Noot
6

Kamerstukken 2013–2014, aanhangsel Handelingen, nr. 1267

X Noot
7

Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 29 911, nr. 91.

Naar boven