Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat Suriname van de Toescheidingsovereenkomst af wil. (ingezonden 7 mei 2014).

Antwoord van Minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 4 juni 2014).

Vraag 1

Kent u het bericht «Suriname wil einde aan rechten «Suri-Nederlanders»»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Hoe beoordeelt u de wens van Suriname om de Toescheidingsovereenkomst op te zeggen? Welke stappen zijn of worden er in deze richting gezet?

Is er ambtelijk overleg met Suriname over de wens tot opzegging van het verdrag? Indien ja, kunt u toelichten hoe deze dialoog verloopt?

Antwoord vraag 2 en 3

Eenzijdige opzegging van de Toescheidingsovereenkomst (hierna: TO) is verdragsrechtelijk niet mogelijk. In 2005 maakte de toenmalige Surinaamse regering kenbaar de TO op te willen zeggen. Nederland is geen voorstander van beëindiging van de TO, zolang de rechten die een bepaalde groep Surinaamse Nederlanders aan de TO kunnen ontlenen niet voldoende zijn gewaarborgd. In 2010 vond de laatste onderhandelingsronde plaats. Vanuit de huidige Surinaamse regering zijn vooralsnog geen initiatieven genomen om de onderhandelingen voort te zetten.

Vraag 4

Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat Suriname stelt dat het verdrag nooit heeft gewerkt en het ook nooit zal werken, terwijl u stelt dat de mening dat het verdrag nooit heeft gewerkt niet wordt gedeeld?

Antwoord 4

Het primaire doel van de TO was – in het licht van de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 – de toekenning van nationaliteit te regelen van Nederlanders van Surinaamse afkomst. Dat doel is bereikt.

Vraag 5

Kunt u aangeven of, en zo ja op welke terreinen, Suriname zich niet aan de in het verdrag overeengekomen afspraken houdt?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 4; het hoofddoel van de TO is bereikt. De onderhandelingen tussen Suriname en Nederland naar aanleiding van de Surinaamse wens tot beëindiging van de TO concentreerden zich met name op de leden 2 en 3 van artikel 5 van de TO en de aldaar geformuleerde rechten van een groep Nederlanders van Surinaamse afkomst. Deze bepalingen worden in de praktijk door Suriname niet nageleefd. Zoals laatstelijk aan uw Kamer medegedeeld in de brief van 26 augustus 2011 van mijn ambtsvoorganger2 heeft Nederland begrip voor het feit dat Suriname bepaalde van die rechten, met name grondwettelijke rechten zoals actief en passief kiesrecht, wil voorbehouden aan personen met de Surinaamse nationaliteit. Waar het gaat om bijvoorbeeld rechten met betrekking tot reizen en het verwerven van grond dienen deze rechten echter onverkort gewaarborgd te blijven.

Vraag 6

Deelt u de opvatting dat de nieuwe Surinaamse diasporawet die de Toescheidingsovereenkomst zou moeten vervangen, veel minder ver gaat dan het huidige verdrag met Nederland? Indien ja, kunt u toelichten op welke punten de diasporawet minder ver gaat?

Antwoord 6

De nieuwe Surinaamse diasporawet heeft een geheel andere vorm en karakter dan de TO. De diasporawet is immers geen nationaliteitsregeling. Voor zover de vraag doelt op een vergelijking van de diasporawet met de in het antwoord op vraag 5 genoemde bepalingen van de TO, deelt het kabinet die opvatting niet, omdat de diasporawet een veel grotere groep personen betreft. Van vervanging is bovendien geen sprake zolang de TO nog van kracht is.

Vraag 7

Is het kabinet bereid om, zoals eerder gesuggereerd, naar het Internationaal Gerechtshof te stappen als Suriname de Toescheidingsovereenkomst eenzijdig naast zich neer zou leggen? Indien nee, waarom niet?

Antwoord 7

Zie antwoord op de vragen 2 en 3. De TO is niet beëindigd. Het ligt dan ook niet voor de hand dat Nederland naar het Internationaal Gerechtshof stapt.


X Noot
1

Suriname wil einde aan rechten «Suri-Nederlanders», www.nieuws.nl/algemeen/20140423/Suriname-wil-einde-aan-rechten-Suri-Nederlanders, 23 april 2014.

X Noot
2

Vergaderjaar 2010 – 2011, 20 361, nr. 147.

Naar boven