Vragen van het lid Schouw (D66) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht dat Europese landbouwsubsidies naar kerken en sjoelclubs gaan (ingezonden 14 februari 2013).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 5 maart 2013).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht «Europese landbouwsubsidies naar kerken en sjoelclubs»?1

Antwoord 1

Ik heb kennis genomen van de inhoud van het artikel. Het gaat om middelen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ten behoeve van plattelandsbeleid.

Dergelijke projecten worden ondersteund vanuit het huidige Plattelands-ontwikkelingsprogramma 2007–2013 (het zogenaamde «POP2»). In 2006 is de invulling van dit programma en de budgetverdeling aan de Kamer voorgelegd (Kamerstuk 29 717, nr. 7) en in 2007 volgde de formele aanbieding (Kamerstuk 29 717, nr. 12). Verder publiceert Nederland sinds 2005 actief de subsidiegegevens. De subsidiebedragen zijn voor een periode van twee jaar openbaar.

We staan nu aan de vooravond van het nieuwe programma. Ik heb daarvoor een andere besteding voor ogen. Mijn ambities liggen vooral op het vlak van innovatie en duurzaamheid.

Vraag 2

Deelt u de opvatting dat landbouwsubsidies niet bedoeld zijn voor het bouwen of onderhouden van mortuaria of religieuze gebouwen, sport- en gezelligheidsverenigingen en overige niet aan landbouw gerelateerde organisaties en is deze subsidieverstrekking naar uw mening in overeenstemming met de letter en de geest van de regels?

Antwoord 2

Het POP2 heeft vier doelstellingen en kent een assenstructuur:

  • As 1: verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector;

  • As 2: verbetering van het milieu en het platteland;

  • As 3: verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie;

  • As 4: invoering van de LEADER2 aanpak.

Op grond van de Europese plattelandsverordening zijn lidstaten in het huidige programma gehouden budget aan deze vier assen te besteden, ook Nederland. Destijds is er samen met de provincies en na overleg met uw Kamer tot een verdeling gekomen voor het Nederlandse programma.

De voorbeelden aangehaald in het artikel vallen onder as 3. De subsidiemaatregelen binnen deze as richten zich op niet-landbouwgerelateerde doelstellingen en de meesten hebben een andere doelgroep dan landbouwers:

  • 311: Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten (enkel voor landbouwers);

  • 312: Oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen;

  • 313: Bevordering toeristische activiteiten;

  • 321: Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking;

  • 322: Dorpsvernieuwing en -ontwikkeling;

  • 323: Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed.

Dit deel van het POP2 maakt onderdeel uit van het gebiedsgerichte spoor, er wordt per provincie invulling aan gegeven. Voor de inzet van as 4 middelen wordt door lokale groepen bepaald waaraan binnen de drie andere assen van POP2 – en aan wie – geld wordt besteed («bottom-up» besluitvorming). Voor het overgrote deel worden door deze lokale LEADER-groepen projecten gefinancierd die vallen onder de maatregelen van as 3.

Conform de doelstellingen en binnen de kaders van het POP2 worden er dus middelen ingezet voor niet-landbouwgerelateerde doeleinden. De nationale cofinanciering (ten minste 50%) wordt verstrekt door de provincies en andere overheden als gemeenten en waterschappen.

Vraag 3

Kunt u een overzicht verschaffen van de in Nederland ontvangen landbouwsubsidies van de laatste 5 jaar, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen enerzijds subsidies die voor de landbouw zijn gebruikt en anderzijds voor andere doelen dan de landbouw, gesplitst naar ontvanger, doel en bedrag?

Antwoord 3

In het licht van het artikel beantwoord ik deze vraag vanuit het POP2, waarbij de maatregelen onder as 1 en 2 («concurrentiekracht landbouwsector» en «milieu en platteland») tot landbouwgerelateerde subsidies worden gerekend en de maatregelen onder as 3 en 4 tot de niet-landbouwgerelateerde subsidies3. Ik verwijs u voor de beschikbare budgetten naar de beantwoording van vraag 5.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de in Nederland uitgekeerde Europese bedragen per as per Europees boekjaar.

Doelstelling POP2

2007

(€)

2008

(€)

2009

(€)

2010

(€)

2011

(€)

As 1: Concurrentievermogen van de landbouwsector

2.352.347

3.594.355

6.638.304

14.696.392

13.490.999

As 2: Milieu en platteland

15.394.853

18.604.784

19.368.337

17.550.576

22.763.323

Totaal landbouwgerelateerd

17.747.200

22.199.139

26.006.641

32.246.968

36.254.322

As 3: leefkwaliteit en plattelandseconomie

361.333

999.138

6.293.834

21.511.147

24.202.318

As 4: LEADER aanpak

 

5.518

25.541.852

8.625.192

10.523.204

Totaal niet-landbouwgerelateerd

361.333

1.004.656

31.835.686

30.136.339

34.725.522

Informatie over de ontvangers en bedragen worden conform Europese regelgeving voor twee jaar publiekelijk beschikbaar gesteld. Momenteel zijn de gegevens van de jaren 2010 en 2011 gepubliceerd. Zoals bovenstaande tabel illustreert zijn dit jaren waarin in de volledige breedte van het programma bestedingen hebben plaatsgevonden.

Het in het artikel aangehaalde type projecten wordt binnen as 3 en as 4 ondersteund vanuit voornamelijk de volgende subsidiemaatregelen:

  • 321: Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking;

  • 323: Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed;

  • 413: Leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie.

De volgende tabel geeft een differentiatie naar de aantallen projecten en Europese bedragen weer voor deze maatregelen in 2010 en 2011.

POP2 maatregelen

2010

2011

Aantal projecten

Bedrag (EU €)

Aantal projecten

Bedrag (EU €)

321: Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking

39

2.968.511

44

3.975.513

323: Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed

67

5.445.432

97

7.897.296

413: LEADER Leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie

237

7.585.978

280

9.382.642

totaal

343

15.999.921

421

21.255.451

Ik verwijs u voor de databank met gegevens over de ontvangers van betalingen (per project kan er sprake zijn van meerdere betalingen) naar de internetpagina van Dienst Regelingen, waarbij per maatregel per ontvanger4 het Europese bedrag wordt gepubliceerd:

http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/gemeenschappelijk-landbouwbeleid/dossiers/dossier/publicatie-subsidiegegevens-landbouw-en-visserij/eu-subsidiegegevens-2010

Vraag 4

Klopt het dat elders in de Europese Unie landbouwsubsidies ook gebruikt worden voor andere doelen dat het ondersteunen van landbouwers?5 Bent u bereid andere landen daarop aan te spreken of de wenselijkheid daarvan te agenderen in Europees verband?

Antwoord 4

Ja, het klopt dat in de andere lidstaten ook middelen in het POP2 worden ingezet voor niet-landbouw gerelateerde doeleinden. Evenals Nederland zijn ook andere lidstaten in het huidige programma verplicht aan alle assen budget te besteden. De programma’s daarvoor zijn primair de verantwoordelijkheid van de lidstaat zelf en worden beoordeeld en goedgekeurd door de Europese Commissie.

Op welke wijze andere lidstaten het toekomstig programma inrichten is aan de lidstaten zelf. Er zijn grote verschillen in de omstandigheden en situaties op het platteland tussen de lidstaten. Het is daarom op basis van subsidiariteit belangrijk dat ieder daarin zijn eigen keuzes maakt. In de onderhandelingen benadruk ik het belang van innovatie en investeringen voor duurzaamheid.

Vraag 6

Bent u bereid om u in Europa sterk te maken voor een zuivere besteding van landbouwsubsidies en het geld dat daardoor overblijft te investeren in innovatie en onderzoek? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen?

Antwoord 6

In het toekomstig plattelandsbeleid komt de assenstructuur naar verwachting te vervallen. Daarvoor komen thema’s in de plaats die mede moeten bijdragen aan de realisatie van de EU2020 doelen:

  • 1. bevordering van de kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden;

  • 2. versterking van het concurrentievermogen van alle landbouwtypen en verbetering van de rentabiliteit van de landbouwbedrijven;

  • 3. bevordering van de organisatie van de keten van levensmiddelen en niet-levensmiddelen en van het risicobeheer in de landbouw;

  • 4. herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die verband houden met de landbouw en de bosbouw;

  • 5. bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedsel- en de bosbouwsector;

  • 6. bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden.

Er zal naar verwachting ook geen sprake zijn van een verplichte «minimum inzet» voor elk thema. In de wetgevingsvoorstellen voor het toekomstig plattelandsbeleid is opgenomen dat lidstaten de inspanningen die in de programmeringsperiode 2007–2013 zijn gemaakt op hetzelfde niveau moeten houden en minimaal 25% voor klimaatmitigatie en -adaptatie en landbeheer moeten besteden6. Daarnaast moet ten minste 5% worden voorbehouden voor LEADER.

Ondanks deze verplichtingen krijgen lidstaten meer mogelijkheden voor doelgerichte sturing van maatregelen in het kader van het plattelandsbeleid. In lijn met het Regeerakkoord en het kabinetsstandpunt over het GLB is het mijn voornemen om de toekomstige uitgaven voor het platteland enkel te richten op agrariërs en agrarisch grondgebruik. Met name op het gebied van versterking van het innovatief vermogen en de duurzaamheid van de landbouwsector.

Daarbij merk ik op dat andere overheden, zoals de provincies, ook een inhoudelijke en financiële bijdrage zullen leveren aan het nieuwe programma. Er zal sprake zijn van één gezamenlijk programma.

Vraag 7

Kunt u aangeven op welke momenten in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) u naar aanleiding van de moties van het lid Pechtold c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 643) en van het lid Klaver c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 696) aangedrongen hebt op het beperken van de landbouwsubsidies ten gunste van onderzoek en innovatie?

Antwoord 7

Ik verwijs u naar de brief aan de Kamer met het verslag van de Europese Raad (Kamerstuk 21 501-20, nr. 753).


X Noot
1

Telegraaf, «Europese landbouwsubsidies naar kerken en sjoelclubs», 7 februari 2013;

X Noot
2

LEADER staat voor «Liaison Entre Actions de Développement de l'Economie Rurale».

X Noot
3

In bepaalde regelingen gaat het om betalingen aan andere partijen (waterschappen, etc) ten behoeve van de landbouw, maar het kan ook gaan om betalingen exclusief voor landbouwers voor andere doeleinden dan landbouw.

X Noot
4

Enkel de gegevens van rechtspersonen die Europese subsidies hebben ontvangen worden gepubliceerd. Gegevens van natuurlijke personen, worden naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie en op verzoek van de Europese Commissie sinds 2010 niet meer gepubliceerd.

X Noot
6

via de agromilieu- en klimaatmaatregelen en de maatregelen inzake biologische landbouw en betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen.

Naar boven