Vragen van de leden Recourt, Jan Vos en Mei Li Vos (allen PvdA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische Zaken over onredelijke schuldeisers waardoor er onnodig bedrijven failliet gaan (ingezonden 15 november 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de minister van Economische Zaken (ontvangen 21 december 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 762

Vraag 1

Kent u het bericht «Bankroet van bedrijven vaak onnodig»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de in dit artikel neergelegde opvatting dat de positie van de schuldeisers in de Nederlandse faillissementswet zodanig sterk is dat bedrijven onnodig failleren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u iets zeggen over de omvang van het probleem?

Deelt u de eveneens in dit artikel neergelegde opvatting dat bedrijven als gevolg van deze sterke positie overwegen om zich in een ander land te vestigen of dit reeds hebben gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u iets zeggen over de omvang van het probleem?

Antwoorden 2 en 3

In mijn brief van 26 november 2012 heb ik een uitgebreid wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht aangekondigd.2 Dit programma beoogt onder meer het reorganiserend vermogen van bedrijven te versterken. Ik herken het beeld dat bedrijven soms onnodig failleren doordat individuele crediteuren de doorstart van een bedrijf kunnen blokkeren. Daarom heb ik ook wetgeving aangekondigd die voorziet in de mogelijkheid van een akkoord dat dwingend opgelegd kan worden aan individuele schuldeisers, om te voorkomen dat zij een bedrijf onnodig failliet kunnen laten gaan. Bij de invulling van het wetgevingsprogramma wil ik nadrukkelijk de stakeholders betrekken. Uiterlijk begin februari 2013 vindt een rondetafelgesprek met hen plaats. Daarbij kan dan tevens inzicht worden verkregen in de concrete omvang van het probleem en in de vraag hoeverre ons faillissementsrecht mogelijk een rol speelt bij de keuze bedrijven om hun hoofdkantoor naar het buitenland verplaatsen.

Vraag 4

Kent u de ervaringen die in buitenland zijn opgedaan, waaronder het Verenigd Koninkrijk, met de positie van (onredelijke) schuldeisers? Zo ja, hoe zijn deze ervaringen? Zo nee, wilt u hier op korte termijn onderzoek naar doen?

Antwoord 4

Bij de invulling van de aangekondigde wetgevingsinitiatieven zal ook acht worden geslagen op de ervaringen in andere landen van de Europese Unie, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Spanje. Rechtsvergelijkend onderzoek daarnaar is inmiddels gaande.

Vraag 5

Deelt u de mening dat in het bijzonder in deze economisch moeilijke tijden er prioriteit moet worden gegeven aan die maatregelen die voorkomen dat er arbeidsplaatsen verdwijnen door faillissement of vertrek van het bedrijf naar het buitenland?

Antwoord 5

Ik deel de mening dat dit prioritaire aandachtspunten zijn. Dit neemt echter niet weg dat bijna elk faillissement leidt tot een verlies aan arbeidsplaatsen en dat er buiten het faillissementsrecht zeer veel andere factoren zijn die van invloed zijn op de keuze van een bedrijf voor een vestigingsplaats, uiteenlopend van de beschikbare infrastructuur tot het fiscale klimaat.

Vraag 6

Bent u bereid om op relatief korte termijn een voorstel tot wijziging van de faillissementswet in te dienen zodat de rechter reeds voor faillissement de onredelijke schuldeiser aan een regeling kan binden ter behoud van het bedrijf en de arbeidsplaatsen?

Antwoord 6

Op dit moment ligt voor mij het accent op de fraudebestrijding. In lijn hiermee heb ik in mijn voornoemde brief aangegeven dat een wetsontwerp over het civielrechtelijk bestuursverbod, waarmee kan worden voorkomen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen kunnen blijven voortzetten, en de herziening van het strafrechtelijk faillissementsrecht nu prioriteit hebben. Mijn inzet is om voorontwerpen hierover uiterlijk 1 maart 2013 respectievelijk medio 2013 in consultatie te geven. Over de verdere planning binnen het wetgevingsprogramma zal ik uw Kamer dit voorjaar informeren.

Toelichting:

deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Oosten (VVD), ingezonden 13 november 2012 (vraagnummer 2012Z19225), en Heerma (CDA), ingezonden 13 november 2012 (vraagnummer 2012Z19227)


X Noot
1

Financieel Dagblad, 12 november 2012

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 29 911, nr. 74

Naar boven