Vragen van de leden Van Dekken en Recourt (beiden PvdA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Chaos troef bij Topklasser FC Chabab; zwart geld, witte lijnen.» (ingezonden 8 november 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 20 december 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 656.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chaos troef bij Topklasser FC Chabab; zwart geld, witte lijnen.»?¹

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat de voormalige hoofdsponsor van FC Chabab deze vereniging heeft gebruikt voor het witwassen van drugsgelden? Zo ja, blijkt dat uit een strafrechtelijke veroordeling? Om welke bedragen gaat het in deze zaak? Zo nee, wat is er dan niet waar?

Antwoord

Het strafrechtelijk onderzoek van het Landelijk Parket dat plaatsgevonden heeft naar de voormalige hoofdsponsor van FC Chabab en waaraan in het in vraag 1 aangehaalde artikel wordt gerefereerd had geen betrekking op het witwassen van drugsgelden via deze vereniging. De verdachte in dit onderzoek stond wel terecht voor de handel in softdrugs (hasj) in georganiseerd verband en hiervoor is hij ook in eerste aanleg veroordeeld door de rechtbank Haarlem. Verder heeft het Openbaar Ministerie (OM) bij de behandeling van deze strafzaak ter zitting een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aangekondigd. In verband hiermee loopt thans een financieel onderzoek, gericht op het ontnemen van het vermogen dat de veroordeelde heeft verdiend met de in eerste aanleg bewezen strafbare feiten.

Vraag 3

Is het waar dat dit niet de eerste keer zou zijn dat de drugsmaffia voetbalclubs misbruikt? Zo ja, welke gevallen zijn u nog meer bekend?

Antwoord

Zoals aangegevenin antwoord op vraag 2 had het strafrechtelijk onderzoek van het Landelijk Parket en de veroordeling in eerste aanleg geen betrekking op het witwassen van drugsgelden via FC Chabab. Het College van procureurs-generaal heeft mij laten weten dat er geen veroordelingen bekend zijn wegens het specifiek via voetbalclubs witwassen van druggelden. Hierbij moet worden opgemerkt dat het OM dit niet apart registreert.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het witwassen van criminele gelden bij voetbalclubs hard aangepakt dient te worden? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De bestrijding van witwassen is van groot belang en een speerpunt voor dit kabinet. Dit geldt niet alleen voor witwaspraktijken van criminele gelden bij voetbalclubs maar voor witwassen in het algemeen. Witwassen is veelal verbonden aan zeer ernstige criminaliteit, gericht op het behalen van geldwinst. Om deze reden zijn er de afgelopen jaren veel maatregelen genomen op het terrein van witwasbestrijding. Recentelijk heb ik uw Kamer al per brief² laten weten dat een wetsvoorstel in voorbereiding is waarin onder andere wordt voorzien in een verhoging van de strafmaat voor witwassen. In elk opsporingsonderzoek worden daarnaast de mogelijkheden bezien om eventuele verkregen criminele winsten te ontnemen. De cijfers van het aantal witwaszaken dat door het OM wordt afgedaan, laten over de afgelopen jaren een constante stijging zien.

Vraag 5

Is er sprake van competitievervalsing als voetbalclubs of andere sportverenigingen met behulp van crimineel vermogen spelers aantrekken? Zo ja, wat kunt en gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zoals gemeld in antwoord op vraag 3 zijn er in Nederland geen gevallen bekend waarbij crimineel vermogen via voetbalclubs wordt witgewassen. Als die gevallen er wel zouden zijn is dat uiteraard zorgelijk en ook potentieel oneerlijk naar sportclubs die hiervan gevrijwaard zijn. Of hiermee op sportief vlak een zodanig verschil gemaakt kan worden dat sprake is van competitievervalsing valt niet zonder meer te zeggen. De krachtsverschillen tussen voetbalclubs worden immers door veel meer factoren bepaald.

---

1 Chaos troef bij Topklasser FC Chabab; zwart geld, witte lijnen.», www.vi.nl, week 42

2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 69.