Vraag 1, 2 en 3
Wat is uw oordeel over de publieke functies van de voorzitter van de Raad voor de
Leefomgeving en Infrastructuur, de heer Meijdam, tevens voorzitter van de commissie
Meijdam, die onderzoek doet in verband met de permanente structuur voor de OV-chipkaart,
nu zijn integriteit ter discussie staat en hij de schijn van belangenverstrengeling
op zich heeft geladen?1
Vindt u niet dat hij per direct moet terugtreden in het belang van de publieke zaak,
omdat het, bij het dienen van deze zaak, belangrijk is dat personen van onbesproken
gedrag dienen te zijn? Zo neen, waarom niet?
Welke stappen gaat u in deze ondernemen?
Antwoord 1, 2 en 3
Ik acht de integriteit en het vermijden van belangenverstrengeling voor publieke ambtsdragers
van het grootste belang. Ik ben het met u eens dat personen die een publieke functie
uitoefenen van onbesproken gedrag dienen te zijn. In de evaluatie van de kaderwet
adviescolleges is door het kabinet geconstateerd dat de transparantie over nevenfuncties
en belangen van raadsleden bij de meeste adviescolleges verbetering behoeft. Daarbij
teken ik aan dat vanwege de gewenste maatschappelijke ervaring en positie waarop raadsleden
worden geselecteerd, het risico van belangenverstrengeling nooit helemaal kan worden
uitgesloten.
Om de transparantie te borgen zijn ten aanzien van de Rli enkele zaken geregeld.
Ten eerste bestaan binnen de Rli heldere afspraken omtrent de samenstelling van commissies
die de verantwoordelijkheid dragen voor het opstellen van adviezen. Zo nodig worden
verschillende tegengestelde belangen in commissies vertegenwoordigd.
Ten tweede zal de Rli een code belangenverstrengeling opstellen en toepassen. Met
de raad heb ik daarbij afgesproken dat de komende maanden een systeem zal worden opgezet
dat inzicht moet bieden in de nevenfuncties en belangen van raadsleden.
Ten derde heb ik met de voorzitter van de Rli al ruim vóór zijn aantreden afspraken
gemaakt dat hij zijn activiteiten als belangenbehartiger voor plots en posities van
bouwbedrijven en ontwikkelaars zou staken, na afronding van lopende opdrachten. Deze
activiteiten heeft hij versneld beëindigd, teneinde zelfs de kans op een schijn van
belangenverstrengeling te vermijden.
Ik zie er op toe dat de genoemde afspraken nauwgezet worden nagekomen en ben van mening
dat daarmee voldoende waarborgen zijn ingebouwd. Ik zie dan ook geen aanleiding om
aanvullende maatregelen te treffen, dat geldt tevens voor zijn functioneren als voorzitter
van de commissie Meijdam.
Voor wat betreft de deskundigheid op het gebied van gevaarlijke stoffen binnen de
RLI, verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen die het lid Paulus Jansen (SP)
hierover heeft gesteld (Aanhangsel handelingen 2011–2012, nr. 3262).