Vragen van het lid Paulus Jansen (SP) aan de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de benoeming van de raadsleden van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) (ingezonden 24 juli 2012).

Antwoord van minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu), mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (ontvangen 22 augustus 2012).

Vraag 1

Herinnert u zich uw toezeggingen1 met betrekking tot de verankering van het kennisgebied externe veiligheid in de RLI, nu de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) door dit kabinet is opgeheven?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kan een overzicht worden gegeven van de aanwezige deskundigheid op het gebied van externe veiligheid bij de benoemde raadsleden van de RLI?

Antwoord 2

Bij de voordracht voor benoeming van Rli-leden is het criterium gehanteerd dat één lid specifieke deskundigheid heeft op het gebied van externe veiligheid. De heer Eelco Dykstra is in dit kader benoemd tot lid van de Rli. De heer Dykstra heeft 25 jaar professionele internationale ervaring in emergency management.Hij beschikt over ruim voldoende kennis en kwalificaties op het vlak van het ontwerp, de monitoring en de evaluatie van rampenbestrijding en de impact van gevaarlijke stoffen op het menselijk welzijn.

Vraag 3, 4

Kunt u aangeven2 welk lid in de RLI benoemd is vanuit de kring van de voormalige Adviesraad Gevaarlijke Stoffen?

Als er geen lid benoemd is vanuit de kring van de voormalige AGS: waarom is dit niet gebeurd?

Antwoord 3, 4

Er is geen lid uit de voormalige Adviesraad Gevaarlijke stoffen benoemd tot lid van de Rli. Besloten is om de heer Dykstra voor te dragen voor benoeming omdat hij kennis van gevaarlijke stoffen en externe veiligheid combineert met een internationaal gezaghebbende positie inzake overstromingsrisico’s en de beheersing daarvan. Daarmee is hij op meer terreinen van het brede werkveld van de Rli goed inzetbaar. Dit is van belang vanwege de ambitie van het kabinet om het aantal leden van adviesraden te beperken. Gezien de vertrouwelijkheid van de benoemingsprocedure kon ik u daarover niet tussentijds informeren.

Destijds is de heer Dykstra ook benaderd voor het lidmaatschap van de AGS. Toen kon hij het raadslidmaatschap echter niet combineren met zijn internationale activiteiten.

Vraag 5

Kunt u aangeven3 welke leden van de voormalige AGS als geassocieerd lid van de RLI zijn benoemd?

Antwoord 5

De staatssecretaris van IenM heeft toegezegd dat alle zittende leden van de AGS door de Rli zullen worden gevraagd bij het werk van de Rli betrokken te zijn. Zij zullen door de Rli worden uitgenodigd als geassocieerd lid om hun kennis voor specifieke adviestrajecten in te zetten.

Vraag 6

Als er geen geassocieerde leden benoemd zijn vanuit de kring van de voormalige AGS: waarom is dit niet gebeurd?

Antwoord 6

Omdat de Kaderwet adviescolleges geen mogelijkheid biedt om geassocieerde leden te benoemen, heeft er geen formele benoeming plaatsgevonden. De leden van de voormalige AGS worden wel als zodanig bij het werk van de Rli betrokken, zie het antwoord op vraag 5.

Vraag 7

Hoe wordt het voornemen van de regering, om het mogelijk te maken dat de RLI specifieke kennis over specifieke onderwerpen kan aantrekken en met externe leden kan werken, geconcretiseerd?4 Hoeveel structureel budget voor het aantrekken van specifieke deskundigheid op het gebied van externe veiligheid is voorzien in de begroting van de RLI?

Antwoord 7

De Rli zal een groep van enkele tientallen externen aantrekken als externe deskundigen. Conform de memorie van toelichting bij de instellingswet zal de Rli die groep deskundigen benaderen als geassocieerde leden. Met deze groep gaat de Rli regulier contact onderhouden, onder andere om af te stemmen over het werkprogramma. Tevens zal benodigde expertise voor raadscommissies of expertbijeenkomsten in eerste instantie in deze groep worden gezocht.

De Rli heeft het voornemen om binnen de komende drie maanden geassocieerde leden te werven. Alle leden van de voormalige AGS zullen door de Rli worden uitgenodigd om geassocieerd lid te worden.

Het budget van de Rli wordt niet opgedeeld in deelbudgetten voor elk van de beleidsvelden in het fysieke domein. Van de raad wordt juist verwacht dat de inzet van middelen wordt afgestemd op de adviesvragen van regering en parlement in enig jaar. De Rli beschikt over voldoende middelen om aan adviesvragen inzake externe veiligheid en gevaarlijke stoffen te voldoen. Het budget voorziet in het kunnen toevoegen van een of meer externe deskundigen aan de raadscommissie die een advies voorbereidt.

Vraag 8

Kan worden aangegeven bij welke voorgenomen adviezen van de RLI voor de komende periode het verbeteren van de externe veiligheid een expliciet thema is?

Antwoord 8

Vanwege de start van de Rli en de demissionaire status van het kabinet is besloten om het maken van concrete afspraken over de programmering in de komende jaren over te laten aan het nieuwe kabinet. Wel is aan de nieuwe raad bij de start

aandacht gevraagd voor het veld van de externe veiligheid. Ten slotte staat het Eerste en Tweede Kamer vrij om hun specifieke advieswensen inzake externe veiligheid of andere onderwerpen aan de Rli kenbaar te maken.


X Noot
1

Uitgesproken tijdens de plenaire behandeling in de Kamer van de Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (32 314) + Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen (32 323) d.d. 23 juni 2011.

X Noot
2

Beantwoording staatssecretaris Infrastructuur en Milieu, plenaire behandeling 32 314/32 323, 23 juni 2011: «Wij hebben aangegeven dat één specifiek lid wordt belast met de verantwoordelijkheid voor de strategische advisering ten aanzien van de problematiek van de gevaarlijke stoffen. Eén lid zit dus vanuit de huidige Adviesraad Gevaarlijke Stoffen in de raad.»

X Noot
3

Idem: «Daarnaast hebben wij aangegeven dat alle andere leden van de huidige Adviesraad Gevaarlijke Stoffen als zogenaamde geassocieerde leden van de nieuwe raad zullen worden gevraagd om ook hun eigen kennis en expertise in het brede netwerk in te brengen op het moment dat daarom wordt gevraagd.»

X Noot
4

Beantwoording minister van Infrastructuur en Milieu , plenaire behandeling wetsvoorstel 32 314/32 323, 23 juni 2011: «Een kleinere kern van tien breed georiënteerde en ook breed inzetbare raadsleden maakt het mogelijk om  aan te trekken. Dit kabinet wil ook graag de mogelijkheid om met externe leden te werken, zodat de adviescolleges uiteindelijk specifieke kennis over specifieke onderwerpen kunnen aantrekken en daarmee op een breed beleidsterrein kunnen adviseren. Dat is dus ook de bedoeling bij de RLI. Er is een budget voor die externe leden en dat zal ook zeker worden ingezet.»

Naar boven