Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over geweld tegen NS-medewerkers (ingezonden 6 november 2012).

Mededeling van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 28 november 2012).

Vraag 1

Kent u de open brief van de directeur NS Reizigers van 3 november 2012?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over agressie tegen NS-medewerkers?2

Vraag 2

Deelt u de mening dat de in de open brief genoemde ernstige voorvallen van geweld tegen NS-medewerkers niet alleen als incidenten kunnen worden beschouwd, maar dat deze voorvallen duiden op een structureel maatschappelijk probleem? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat daar voor zowel u als voor de NS een grote verantwoordelijkheid ligt ten opzichte van werknemers van de NS en de reizigers? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Is het waar dat het NS Service & Veiligheidsteam in omvang groter is dan de spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)? Zo ja, betekent dat dat u van mening bent dat er op de NS zelf een grotere verantwoordelijkheid drukt dan op de politie en waarom is dat zo? Zo nee, wat is er dan niet waar?

Vraag 4

Bent u van mening dat de NS er voldoende aan doet om personeel en reizigers te beschermen tegen geweld en agressie? Zo nee, waar schiet de NS volgens u dan tekort?

Vraag 5

Deelt u de mening van de NS directeur dat hoeveel de NS ook investeert in mensen en middelen, zij het nooit alleen kunnen? Zo ja, wat kunt en gaat u doen om de NS en zijn medewerkers extra te helpen en bent u van mening dat de hulp aan de NS ook van reizigers moet komen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Wat mag een burger binnen de wettelijke kaders doen om in geval van een escalerend incident een helpende hand te bieden? Waar ligt de grens van optreden door een burger en hoe wordt deze grens bepaald?

Vraag 7

In hoeverre biedt het noodweerartikel in het Wetboek van Strafrecht (WvS) en de jurisprudentie bescherming voor de reiziger die een conducteur te hulp schiet bij dreigend geweld? Hoe is in dit kader in de jurisprudentie de bepaling verdediging van «eens anders lijf» (artikel 41, eerste lid WvS) ingevuld?

Vraag 8

Acht u de wettelijke bescherming op grond van noodweer in het geval van een geweldsincident tegen een NS-medewerker afdoende voor de treinreiziger die tussenbeide komt? Zo nee, waarom niet en welke mogelijkheden ziet u om die bescherming uit te breiden?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Marcouch (PvdA) van uw Kamer aan de minister van Veiligheid en Justitie over geweld tegen NS-medewerkers (ingezonden 6 november 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 405

Naar boven