Vragen van het lid Agema (PVV) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Mantelzorgers mishandelen uit stress» (ingezonden 15 juli 2013).

Antwoord van staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 3 september 2013)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Mantelzorgers mishandelen uit stress»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen2 over de toename van het aantal meldingen van ouderenmishandeling?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Deelt u inmiddels de mening dat het risico op ouderenmishandeling toeneemt naarmate ouderen langer thuis blijven wonen, omdat mantelzorgers het steeds zwaarder krijgen vanwege uw beleid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Nee.

De rol van mantelzorgers en vrijwilligers bij ondersteuning van mensen in hun omgeving wordt weliswaar groter, maar dit betekent niet automatisch dat het risico op ouderenmishandeling toeneemt. Een belangrijke rol speelt hierbij of tijdig goede ondersteuning aan een mantelzorger wordt geboden zodat hij of zij het op een goede manier kan volhouden.

In mijn brief van 20 juli jl. aan uw Kamer geef ik aan dat daarvoor van belang is dat op een andere wijze wordt gekeken naar de ondersteuning van de mantelzorger.3 Ingeval de gemeente niet meer afzonderlijk maar integraal en met enige regelmaat de situatie van de cliënt en die van de mantelzorger beziet, kan aan beiden ondersteuning op maat worden geboden. Dit zorgt ervoor dat de belastbaarheid van de mantelzorger goed in het oog wordt gehouden en dat overbelasting zoveel mogelijk wordt voorkomen. Daarnaast is van belang dat de professional in zijn zorg- en ondersteuningsaanbod rekening houdt met de hulpvragen van een mantelzorger. In voornoemde brief zet ik uiteen hoe ik door middel van drie speerpunten – versterken van de positie van de mantelzorger (o.a. in de nieuwe Wmo), verlichten van de mantelzorger en beter verbinden van de informele en formele zorg en ondersteuning – wil bevorderen dat dit in de praktijk gestalte krijgt.

Verder wil ik u wijzen op mijn brief van 15 juli jl. waarin ik uw Kamer, mede namens de minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bericht over de voortgang van de rijksbrede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties.4 In het kader van het daarin opgenomen Actieplan «Ouderen in veilige handen» start ik een onderzoek naar hoe de aanpak van «ontspoorde» mantelzorg kan worden verbeterd. In de eerstvolgende voortgangsbrief, naar verwachting dit najaar, bericht ik uw Kamer over de voortgang van het onderzoek.

Vraag 4 en 5

Hoe denkt u overbelasting van mantelzorgers tegen te gaan terwijl u tegelijkertijd fors snijdt in ondersteuning zoals huishoudelijke hulp en dagbesteding?

Denkt u echt dat gemeenten in staat zullen zijn om mantelzorgers respijtzorg te bieden terwijl u de gemeenten opzadelt met een miljardenbezuiniging?

Antwoord 4 en 5

Door bij het organiseren van begeleiding en ondersteuning meer oog te hebben voor de positie van mantelzorgers kan overbelasting vaak worden voorkomen. Die aandacht kan variëren van het goed rekening houden met wat een mantelzorger wel en niet kan tot en met het regelen van respijtzorg.

Momenteel werk ik samen met de VNG aan een handreiking respijtzorg die gemeenten inzicht verschaft in hoe ze deze tijdelijk «vervangende» zorg kunnen vormgeven en in welke gevallen het uitkomst kan bieden.


X Noot
1

Trouw, 12 juli 2013

X Noot
2

Vraagnummer 2013Z12230

X Noot
3

Kamerstukken II 2012/2013, 30 169, nr. 28.

X Noot
4

Kamerstukken II 2012/2013, 33 400 XVI, nr. 156.

Naar boven