Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het grote succes van het experiment «summerschool» (ingezonden 17 juli 2013).

Antwoord van staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 20 augustus 2013)

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de wijze waarop uw ambtsvoorganger mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart de vragen van het toenmalig Kamerlid Çelik over de zinloosheid van zittenblijven heeft beantwoord?1 Ziet u wel mogelijkheden om te kwantificeren hoeveel onderwijsgeld er valt te besparen door minder leerlingen te laten zittenblijven?

Antwoord 1

Ja, daarvan ben ik op de hoogte. Mijn ambtsvoorganger, mevrouw Van Bijsterveldt – Vliegenthart, distantieerde zich in haar reactie op één van de vragen van de heer Çelik van de suggestie in die vraag dat zittenblijven hetzelfde zou zijn als verspilling. De meningen over «zittenblijven» en «verspilling» verschillen, hetgeen volgens haar een schatting van de kosten ook niet mogelijk maakte. Deze redenering gaat wat mij betreft nog steeds op. Nader onderzoek is dus noodzakelijk.

De pilot zomerscholen, geïnitieerd en uitgevoerd door CNV Onderwijs en de VO-raad en medegefinancierd door het Ministerie van OCW, is opgezet om te onderzoeken of zomerscholen een positief effect kunnen hebben op het terugdringen van het aantal zittenblijvers in het voortgezet onderwijs, en wat dit mogelijkerwijs betekent voor leerlingen (leerwinst en meer motivatie), leraren (beter gemotiveerde leerlingen), schoolleiders (hoger rendement) en besturen (terugdringen kosten). De voortgang en het resultaat van het experiment met de zomerscholen worden gemonitord.

De ervaringen met de zomerschool in 2013 zullen worden benut bij de aanpak voor de zomerschool in 2014. OCW ontvangt in december 2014 de resultaten van de evaluatie van beide jaren; op basis daarvan kunnen conclusies getrokken voor het eventuele vervolg. Hoewel de eerste bevindingen interessant zijn, is het op dit moment echter nog te vroeg om een goede schatting te kunnen geven van het aantal leerlingen dat door dit initiatief niet meer zal doubleren, en dus ook niet van de financiële vertaling daarvan.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het waardevol is om het aantal zittenblijvers in het voortgezet onderwijs te reduceren door niet langer leerlingen die niet alle essentiële stof van een jaarlaag voldoende beheersen, meteen alle stof opnieuw te laten volgen?

Antwoord 2

Het experiment met de zomerscholen is mede bedoeld om hier meer inzicht in te krijgen. Ik wacht de evaluatie van het experiment af alvorens ik hier nadere uitspraken over doe. Ik verwacht deze evaluatie in december 2014 te ontvangen.

Vraag 3

Deelt u de opvatting in het Algemeen Dagbladdat de proef met de zogeheten «summerschool» op 12 middelbare scholen op grond van de 87% van de deelnemende scholieren die alsnog konden worden bevorderd naar de volgende jaarlaag, een groot succes kan worden genoemd?2

Antwoord 3

De eerste bevindingen zijn zeker interessant en veelbelovend, maar of daadwerkelijk geconcludeerd kan worden dat het experiment met de zomerschool een succes is, zonder onvoorziene negatieve neveneffecten, moet blijken uit de evaluatie van dat experiment. Op de uitkomsten daarvan zal ik nu niet vooruitlopen.

Vraag 4

Acht u het zinvol om het experiment te verlengen, zodat relatief kleinschalig kan worden verkend welke risico’s en welke voordelen, onderwijsinhoudelijk en financieel, verbonden zijn aan de aanpak met «summerschools», teneinde zittenblijven onnodig te maken?

Antwoord 4

Het experiment beslaat reeds twee jaren: deze zomer en de zomer van 2014. Besluitvorming over het al dan niet verlengen van het experiment zal mede gebaseerd zijn op de evaluatie ervan. Zoals gezegd loop ik hierop nu nog niet vooruit.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 424.

X Noot
2

«Experiment summerschool op 14 scholen groot succes» in het Algemeen Dagblad, 12 juli 2013.

Naar boven