Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over onderzoek door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) naar een politicus (ingezonden 26 juli 2013).

Antwoord van minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 1 augustus 2013).

Vraag 1

Waarom moet geheim blijven dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) politici afluistert?1

Antwoord 1

In het bedoelde toezichtrapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) (kamerstuk 29 924, nr. 99) staat vermeld dat het gaat om een voormalig lid van een vertegenwoordigend orgaan van een politieke partij. De rechtmatigheid van deze toenmalige inzet van bijzondere middelen wordt overigens door de CTIVD niet betwist. De AIVD houdt zich aan de voorwaarden van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV 2002). Uit die wet vloeit voort dat geen bijzondere middelen kunnen worden ingezet tegen iemand om de reden dat hij of zij politicus is (geweest); anderzijds brengt het feit dat iemand politicus is (geweest) niet op voorhand met zich mee dat deze persoon gevrijwaard zou zijn in geval er aanleiding is bijzondere middelen in te zetten op grond van een van de zwaarwegende redenen die de WIV 2002 aangeeft.

Vraag 2

Wie heeft wanneer besloten dat de inzet van bijzondere middelen tegen een politicus geheim moeten blijven

Antwoord 2

Conform artikel 34 lid 1 van de WIV 2002 onderzoekt het Hoofd van de AIVD, hiertoe gemandateerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vijf jaar na beëindiging van de inzet van bijzondere middelen of aan de persoon ten aanzien van wie deze bevoegdheden zijn uitgeoefend, verslag daarvan kan worden uitgebracht. In dit geval was destijds besloten dat niet te doen.

Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 17 juli 2013 (kamerstuk 29 924, nr. 99), zal ik de in het rapport genoemde concrete notificatiebesluiten, waaronder het hierboven genoemde besluit, heroverwegen. Dat zal ik doen overeenkomstig de overwegingen van de CTIVD in passage 3.2.3. van haar rapport, waarin de Commissie stelt dat het besluit tot niet-notificeren op basis van de geleverde argumentatie niet genomen had mogen worden.

Vraag 3

Klopt het dat hier sprake is van een volksvertegenwoordiger? Zo nee, om wat voor soort politicus gaat het dan wel?

Antwoord 3

Nee, zoals de CTIVD beschrijft, betreft het een voormalig lid van een

vertegenwoordigend orgaan van een politieke partij.

Vraag 4

Klopt het dat hier sprake is van de inzet van bijzondere bevoegdheden in de periode 2005–2007? Zo nee, in welke periode dan wel?

Antwoord 4

Hierover kan ik in het openbaar geen uitspraken doen.

Vraag 5

Is destijds de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Kamer ingelicht over de inzet van bijzondere bevoegdheden tegen een politicus?

Antwoord 5

Over beraadslagingen met de CIVD kan ik in het openbaar geen uitspraken doen.


X Noot
1

Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, «Toezichtsrapport inzake het vervolgonderzoek naar de rechtmatigheid van de uitvoering van de notificatieplicht door de AIVD» (CTIVD, nr. 34), 29 mei 2013.

Naar boven