Vragen van het lid Helder (PVV) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Vorm een Europees OM voor aanpak witwaspraktijken» (ingezonden 18 juni 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 8 juli 2013).

Vraag 1

Kent u het bericht «Vorm een Europees OM voor aanpak witwaspraktijken»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er op maandag 17 juni 2013 een rapport «Criminaliteit, corruptie en instabiliteit» uitkomt van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) waarin wordt gepleit voor de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie (OM)?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3, 4, 5, 6, 7, 8

Gaat u gevolg geven aan dit advies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Deelt u de mening dat een Europees OM zal leiden tot problemen in de verhouding met nationale strafrechtelijke autoriteiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en door wie wordt dit probleem opgelost?

Deelt u de mening dat een Europees aanklager binnen het nationale OM een vreemde eend in de bijt zal worden, omdat hij geen zeggenschap heeft over de inzet van mensen en middelen ten behoeve van de uit te voeren onderzoeken? Zo nee, waarom, niet?

Deelt u de mening dat de nationale soevereiniteit in het geding is wanneer sprake zal zijn van een Europees Openbaar Ministerie? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat samenwerking prima is, maar dat er absoluut geen internationaal instituut nodig is dat al dan niet zelfstandig onderzoek kan starten en bepaalt hoe de Nederlandse politie- en justitiecapaciteit worden ingezet? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid om u tegen de komst van een Europees OM uit te spreken of bent u er een voorstander van? Deelt u de mening dat het een kwestie van tijd is dat is er uiteindelijk voor alle vormen van criminaliteit een Europees OM is?

Antwoord 3, 4, 5, 6, 7, 8

Naar verwachting komt de Europese Commissie deze zomer met een voorstel voor een verordening inzake de oprichting van een «Europees OM». Zodra die ontwerpverordening gepubliceerd is, zal het kabinet zich daarover een mening vormen en deze delen met uw Kamer via het gebruikelijke kanaal van een BNC-fiche. Zo lang dat voorstel er nog niet is, verwijs ik u naar hetgeen ik met betrekking tot de mogelijke oprichting van een Europees OM heb opgemerkt in mijn brief aan uw Kamer van 8 november 2011 over de strafrechtelijke samenwerking in de EU2 en tijdens het algemeen overleg over onder meer deze brief van 16 november 20113. Zoals daaruit blijkt is Nederland kritisch over de oprichting van een Europees OM en bestaan er ook bij andere lidstaten twijfels over de noodzaak en wenselijkheid hiervan. Dit standpunt heb ik sedertdien bij verschillende gelegenheden bevestigd, laatstelijk bij het algemeen overleg met uw Kamer op 5 juni 2013 ter voorbereiding van de JBZ-Raad op 6 en 7 juni jongstleden. Nederland zal zich actief blijven opstellen in deze discussie, en ik heb in mijn voornoemde brief uiteengezet wat daarbij onze speerpunten zijn. Diverse aspecten die u in uw vragen aankaart komen hierin ook aan bod.


X Noot
1

Trouw, 17 juni 2013

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 32 317, nr. 80, p. 6 en 7.

X Noot
3

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 32 317, nr. 95, p. 26–27.

Naar boven