Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het bericht dat één op de vijf stagiairs wordt uitgescholden (ingezonden 16 mei 2013).

Antwoord van minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 28 juni 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Een op de vijf stagiairs uitgescholden»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Op welke manier gaat u er voor zorgen dat dit ongewenst gedrag naar stagiair(e)s in de toekomst wordt voorkomen?

Antwoord 2

In de Studentenmonitor is aan studenten gevraagd of zij tijdens de stage last hebben gehad van pesterijen zoals nare taal (zoals uitschelden of kleinerend praten), genegeerd worden, machtsmisbruik of roddelen.

Ik vind het een ernstige zaak dat één op de vijf studenten aangeeft hiervan last te hebben gehad tijdens de stage, te meer omdat de stage in de meeste gevallen de eerste feitelijke ervaring is die de student in het werkveld opdoet. Ik ben dan ook van mening dat het van groot belang is dat studenten dit aankaarten op hun stageplek én bij hun onderwijsinstelling, zodat het bespreekbaar wordt en ertegen kan worden opgetreden.

Vraag 3

Onderschrijft u de bevindingen van het onderzoek dat er te weinig contactmomenten zijn tussen stage en school? Zo ja, welke verbeteringen stelt u voor?

Antwoord 3

Uit de Studentenmonitor blijkt onder andere dat 1 op de 4 bedrijven geen contact heeft met de opleiding waar de stagiaire vandaan komt en dat studenten hun stagebegeleiding vanuit de onderwijsinstelling met een 5,9 beoordelen. Onderwijsinstellingen hebben de wettelijke taak om studenten goed te begeleiden tijdens hun stage. Een stage is immers een (belangrijk) onderdeel van het onderwijsprogramma van een opleiding. Voldoende studiebegeleiding is in het hoger onderwijs daarom ook onderdeel van de beoordeling van het onderwijsproces in het kader van de accreditatie.

Ik ben dan ook van mening dat dit verbetering behoeft vanuit onderwijsinstellingen, maar wil daarbij wel de kanttekening plaatsen dat slechts 87 medewerkers uit het hoger onderwijs hebben meegewerkt aan het onderzoek.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het voorstel «niet meer mbo-leerlingen dan stageplaatsen»2 in feite de omgekeerde weg is en dat het dus noodzakelijk is om meer stageplekken te creëren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

De stage is een cruciaal element van een beroepsopleiding en is daarom een verplicht onderdeel van elke mbo-opleiding. Zonder het volgen van een stage kan een mbo-student zijn opleiding niet afronden. De ontwikkeling van het aantal stageplaatsen heeft daarom de volle aandacht van het kabinet. Dit is ook de reden waarom ik de SBB eerder dit jaar heb gevraagd om het stageoffensief te intensiveren en zijn er in het nationaal Techniekpact 2020 afspraken gemaakt met het bedrijfsleven over het aanbieden van voldoende stageplekken. Het aantal beschikbare stageplaatsen kan ook een indicatie zijn voor de gebrekkige arbeidsmarktrelevantie in de regio van een beroepsopleiding. Het zijn immers bedrijven die stageplekken aanbieden om toekomstig personeel te scholen. Bij een gebrekkig arbeidsmarkperspectief vind ik het niet verstandig om over te gaan tot het creëren van stageplekken.

Vraag 5

Erkent u de noodzaak van hogere kwaliteit en kwantiteit van stage- en leerwerkplekken, gezien de volgende feiten:

  • a) studenten aangeven veel te leren van stages en het hen helpt werk te zoeken3;

  • b) studenten overstappen van bbl- naar bol-opleidingen door het gebrek aan bpv-plaatsen4;

  • c) uit de JOB-monitor 2012 bleek dat dat de begeleiding van de opleiding tijdens bpv op veel plekken onder de maat is?5

Zo ja, welke actie(s) onderneemt u daartoe?

Antwoord 5

De economische crisis is de belangrijkste oorzaak van het tekort aan stages. De teruggang in het aantal stages doet zich voor in de conjunctuurgevoelige sectoren, maar in toenemende mate ook in de sector zorg. Als gevolg van de economische crisis hebben bedrijven in deze sectoren minder nieuwe medewerkers nodig en zetten zij vooral in op het in dienst houden van eigen personeel. Dit is vooral een probleem voor de beroepsbegeleidende leerweg waar een student een groot deel van de opleiding volgt binnen een bedrijf. Alle mbo opleidingen kunnen zowel in de beroepsondersteunende leerweg (bol) als de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) variant worden aangeboden. Afhankelijk van de conjunctuur werken de leerwegen als communicerende vaten. In tijden van economische crisis loopt de capaciteit bij bedrijven om op te leiden terug. Er is dan een verschuiving van de bbl naar de bol te zien. Resultaat is dat de jongeren wel een diploma voor de betreffende beroepsopleiding kunnen behalen. In het antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven welke maatregelen het kabinet reeds heeft ingezet om het tekort aan stages tegen te gaan.

De Kwaliteit van stages en leerbanen wordt in het mbo geborgd door de onafhankelijke erkenning door het kenniscentrum. Zonder erkenning kan een bedrijf geen stage of leerbaan aanbieden. Wel blijkt uit de JOB-monitor dat de begeleiding van de onderwijsinstelling op veel plekken onder de maat is. De BPV-monitor uit 2011 liet een vergelijkbaar beeld zien. We gaan daarom per instelling monitoren of de begeleiding van stages van voldoende kwaliteit is. Instellingen zullen daarover verantwoording moeten afleggen in hun geïntegreerd jaardocument. Als de begeleiding onder de maat is dan vind ik dit op zijn minst aanleiding voor een stevig gesprek en zal ik de instellingen vragen, actie te ondernemen. Daarnaast is de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming een belangrijk aspect van het toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs.

Vraag 6

In het recent verschenen Techniekpact wordt gesteld dat het bedrijfsleven zich gaat inspannen om er voor te zorgen dat er voldoende stageplekken zijn6; deelt u de mening dat dit niet de verantwoordelijkheid is van bedrijven, maar in eerste instantie van opleidingen zelf en er daarbij ook een rol is voor u om dit te stimuleren? Op welke manier gaat u er voor zorgen dat er niet alleen in de technieksector, maar ook in andere sectoren voldoende stage- en leerwerkplekken beschikbaar zijn?

Antwoord 6

Voor de beschikbaarheid van voldoende stages en leerbanen zijn de onderwijsinstellingen afhankelijk van het bedrijfsleven. Het zijn immers de bedrijven die stageplaatsen en leerbanen aanbieden. Zonder het bedrijfsleven geen stageplaatsen. Daarom is er in het nationaal Techniekpact 2020 afgesproken dat het bedrijfsleven zorgt voor voldoende stageplaatsen en leerbanen voor de sector techniek.

Onderwijsinstellingen kunnen in samenwerking met het kenniscentrum wel het bedrijfsleven ondersteunen bij het aanbieden van stageplaatsen. Belangrijker vind ik het echter dat onderwijsinstellingen alleen studenten inschrijven voor opleidingen waar voldoende stageplekken beschikbaar zijn. Een gebrek aan stageplaatsen kan immers ook veroorzaakt worden doordat studenten kiezen voor een beroepsopleiding met beperkt arbeidsmarktperspectief. Het kabinet wil daarom dat studenten het arbeidsmarktperspectief betrekken bij de keuze voor een opleiding. Deze keuze moet gebaseerd zijn op goede arbeidsmarktinformatie, zoals de latere kans op een baan. Op mijn verzoek wordt in het kader van loopbaanoriëntatie een studiebijsluiter ontwikkeld voor studenten en ouders die zo mogelijk per opleiding of soortgelijke opleidingen zicht geeft op relevante informatie waaronder het (regionaal) arbeidsmarktperspectief. Voorts ziet de inspectie sinds mei 2012 toe op het naleven van de zorgplicht arbeidsmarktperspectief. Ik ben voornemens om met het wetsvoorstel macrodoelmatigheid de bestaande zorgplicht arbeidsmarktperspectief meer resultaatgericht te maken.

Vraag 7

Bent u bereid een integrale beleidsreactie te geven op de uitkomsten van het onderzoek de Nationale Stagemonitor 2013? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Ik ben van mening dat onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs en werkgevers aan zet zijn om na te gaan hoe de begeleiding van studenten in de praktijk beter kan en welke maatregelen daartoe genomen moeten worden. Met de beantwoording van uw Kamervragen en die van de Kamerleden Mohandis en Jadnanansing heb ik een reactie heb gegeven op de uitkomsten van het rapport. Ik vind het een bemoedigend signaal dat instellingen, studenten en werkgevers er ook daadwerkelijk mee aan de slag zijn gegaan met als voorbeeld het seminar op 16 mei waarin de uitkomsten van de Nationale Stagemonitor zijn besproken.


X Noot
2

Financieel Dagblad, 4 april 2013.

X Noot
3

Nationale Stagemonitor 2013.

X Noot
4

33 605 VIII, nr. 1, Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2012, pagina 41.

X Noot
5

JOB-monitor 2012. Studententevredenheid in het mbo. Amsterdam: Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB); zie ook: Inspectie van het Onderwijs, «De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2011/2012», april 2013, p. 128 en 173.

X Noot
6

Nationaal Techniekpact 2020, p. 7–8.

Naar boven