Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het gedogen van qat-gebruik (ingezonden 16 april 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 29 mei 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2189

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het bericht dat het gedoogbeleid voor drugs ruimer wordt?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 5

Is het bericht juist dat politie en Openbaar Ministerie niet op zullen treden tegen kleine hoeveelheden qat voor eigen gebruik? Zo ja, betreft dit een zelfstandig besluit van politie en Openbaar Ministerie?

Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat het verbod op het gebruik van qat daadkrachtig gehandhaafd wordt?

Antwoord 2 en 5

Er is en zal geen sprake zijn van het gedogen van strafbare handelingen ten aanzien van qat.

Qat staat sinds begin dit jaar op lijst II van de Opiumwet. Dit betekent dat alle in de Opiumwet verboden handelingen, waaronder in- en uitvoer, het vervoeren, verkopen en het aanwezig hebben van toepassing zijn. Zoals in de Nota van Toelichting bij het in vraag 3 genoemde besluit van 18 december 2012 al werd aangegeven, wordt de strafrechtelijke handhavingscapaciteit vooral ingezet op het tegengaan van de in- en uitvoer, de handel en de distributie van qat. Gebruik als zodanig valt niet onder de door de Opiumwet verboden handelingen. Dat geldt voor cannabis en ook voor qat.

De straffen die op lijst II middelen van toepassing zijn, staan vermeld in artikel 11 van de Opiumwet. Die bepaling maakt een onderscheid in de strafmaat. Uit het zevende lid van deze bepaling vloeit voort dat de strafmaat voor de verboden gedragingen, met uitzondering van in-en uitvoer, lager is als het gaat om een geringe hoeveelheid. De lagere strafmaat voor een beperkte hoeveelheid bepaalt de wijze van opsporing. Deze houdt in dat er geen gerichte opsporing plaatsvindt, maar dat wel bij aantreffen steeds inbeslagneming van het aangetroffen middel zal volgen. Bij deze wijze van optreden is er geen sprake van gedogen.

De term gedogen is in het drugbeleid gereserveerd voor en blijft beperkt tot het niet strafrechtelijk optreden tegen coffeeshops die zich aan de gedoogcriteria houden.

Ten slotte, waar qatgebruik overlast veroorzaakt en deze overlast gepaard gaat met verstoring van de openbare orde, zoals parkeeroverlast, geluidsoverlast en vervuiling van de openbare weg, kunnen deze vormen van overlast worden aangepakt via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Handhaving van de APV-voorschriften is een zaak van het lokale gezag. Dit geldt eveneens voor toepassing van de in de Gemeentewet neergelegde bevoegdheden op het gebied van de handhaving van de openbare orde.

Vraag 3

Hoe verhoudt zich dit tot het Besluit van 18 december 2012 (Stb. 2013, nr. 1) dat alle in artikel 3 van de Opiumwet genoemde handelingen met qat verboden zijn?

Antwoord 3

De hiervoor geschetste aanpak ten aanzien van qat is in overeenstemming met dit besluit.

Vraag 4

Hoe voorkomt u dat van het toestaan van qat voor eigen gebruik een legitimerende werking uitgaat die lijnrecht ingaat tegen het besluit om qat op lijst van verboden middelen te plaatsen? Werkt een dergelijke beleid niet erg verwarrend?

Antwoord 4

Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2 en 5 heb aangegeven, is en zal er geen sprake zijn van het gedogen van strafbare handelingen ten aanzien van qat.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Steur (VVD), ingezonden 16 april 2013 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2548)


X Noot
1

Telegraaf, 15 april 2013, Gedoogbeleid voor drugs wordt ruimer.

Naar boven