Vragen van het lid Heijnen (PvdA) aan de staatssecretaris van Financiën, en de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie over nieuwe berichten over «middeleeuwse belastingheffing» (ingezonden 30 augustus 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de staatssecretaris van Financiën en de minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 9 oktober 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 38

Vraag 1

Kent u het bericht «Woerden mogelijk ook dupe van dertiende penning»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft de gemeente Woerden al een aanslag voor de dertiende penning gekregen? Zo ja, hoe hoog is die aanslag? Wat kan die aanslag de burgers van Woerden kosten? Kan een dergelijke aanslag nog wel opgelegd worden?

Antwoord 2

Uit informatie van de gemeente Woerden begrijp ik dat de gemeente tot op heden (28 september) zelf geen aanslag heeft ontvangen. Het recht van de dertiende penning is het recht op 1/13 van de waarde van de grond bij verkoop (7,7%). Bij de invoering in 1984 van de Wet regelen omtrent de opheffing van het recht van de dertiende penning (Stb. 443) is geregeld dat de heffing tot 2015 wordt verhoogd tot 11%.

Vraag 3

Wist de gemeente Woerden bij de aankoop van de grond dat er mogelijk een dertiende penning zou moeten worden betaald? Had de gemeente Woerden dat kunnen weten? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Van de gemeente Woerden begrijp ik dat de gemeente bij de aankoop van de grond bekend was met de mogelijkheid dat er een aanslag kon worden opgelegd op grond van de dertiende penning.

Vraag 4 en 5

Kan de dertiende penning door de rechthebbende op ieder moment dat hem dat uitkomt worden opgelegd? Kan de rechthebbende naar eigen inzicht ervoor kiezen om wel burgers maar niet de gemeente een aanslag te sturen? Zo ja, deelt u de mening dat dit willekeur in de hand werkt en acht u dit geoorloofd? Zo nee, waarom niet?

Kan het recht om bij een concrete transactie een dertiende penning te heffen verjaren indien er jarenlang geen gebruik is gemaakt van dat recht? Zo ja, wat is de verjaringstermijn? Zo nee, acht u het redelijk en billijk dat burgers en overheden pas tientallen jaren na een transactie alsnog geconfronteerd worden met een aanslag?

Antwoord 4 en 5

De rechthebbende kan vanaf het moment van verkoop van de grond de dertiende penning innen. De dertiende penning kan door niet-gebruik (non-usus) teniet gaan. De Hoge Raad oordeelde in een zaak over de heffing van de dertiende penning tussen de Stichting Beheer Kasteel Renswoude en een inwoner van Kamerik (HR 20 juni 1997, NJ 1999, 302) dat wanneer een perceel grond is overgedragen en de dertiende penning gedurende dertig jaar na overdracht niet wordt geheven, het recht van de uitoefening van de dertiende penning is verjaard. Er zal moeten worden beoordeeld of dit ook geldt voor de gemeente Woerden, als die zou worden aangeslagen. Het is aan de rechter om te beoordelen of de wijze waarop de dertiende penning wordt geheven willekeur al dan niet in de hand werkt. Als de rechthebbende de Staat zelf is, dan is de Staat, ook wanneer zij privaatrechtelijk handelt, gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (HR 27 maart 1987, NJ 1987, 727, AB 1987, 273). Voor een deel van de gronden, gelegen in de omgeving van Abcoude en Vinkeveen, is het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) namens de Staat rechthebbende. Momenteel wordt de positie van de Staat in kaart gebracht en wordt onderzocht of het opportuun is dat de Staat haar rechten zal effectueren in de resterende periode dat het recht op de dertiende penning nog bestaat, en zo ja, hoe. De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer hier nader over informeren.

Vraag 6

Wat is de grondslag voor een aanslag op basis van de dertiende penning bij transacties die voor de inwerkingtreding van de Wet regelen omtrent de opheffing van het recht van de dertiende penning (1984) zijn gedaan?

Antwoord 6

Het recht om de dertiende penning te heffen is een oud-vaderlands zakelijk recht dat zijn oorsprong vindt in de Middeleeuwen. Dit betekent dat het recht van de dertiende penning al van toepassing was voordat het Burgerlijk Wetboek in 1838 werd ingevoerd. Deze rechten werden niet gecodificeerd in het Burgerlijk Wetboek, maar bleven wel gehandhaafd (Stb. 1829, 29). In 1969 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er nog steeds een grondslag bestond om de dertiende penning te innen (HR 25 april 1969, NJ1970, 3). Ingevolge artikel 69 onderdeel a Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek is het recht ook bij de invoering van het huidige Burgerlijk Wetboek in 1992 blijven bestaan. De wet van 1984 regelt dat de dertiende penning per 1 januari 2015 wordt afgeschaft.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Heijnen (PvdA), ingezonden 8 augustus 2012 (vraagnummer 2012Z14939)

Naar boven