Vragen van het lid Berndsen-Jansen (D66) aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over het bericht dat gratis trouwen uit de hand loopt (ingezonden
22 april 2013).
Antwoord van minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
17 mei 2013)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Gratis trouwen loopt uit de hand»?1
Antwoord 1
Bij brief van 21 december 2012 heeft de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken mij
gewezen op het feit dat de wachttijden voor kosteloze huwelijken oplopen. In mijn
antwoordbrief van 6 maart 2013 (met kenmerk 2013–0000061038) heb ik geantwoord dat
ik geen reden zie voor een wettelijke aanpassing op dit punt.
Het aantal huwelijken dat een gemeente kosteloos afsluit en de vorm daarvan is ter
invulling van de gemeente. Op basis van artikel 4 van de» Wet tot regeling der heffing
van regten wegens de verrigtingen van den ambtenaar van den burgerlijken stand» van
23 april 1897, waarin is bepaald dat gemeenten een minimaal aantal keren per week
de gelegenheid dienen te geven om gratis te trouwen. De gemeente is vrij te bepalen
op wat voor tijdstippen zij kosteloze huwelijken wil voltrekken, of op welke wijze
deze worden ingevuld. Zij kan deze zo sober inrichten als ze zelf nodig acht. Op deze
manier kan een gemeente zelf invloed uitoefenen op het aantal aanvragen voor kosteloze
huwelijken. Voor een zogenaamd baliehuwelijk, zonder ceremonie in een trouwzaal, kan
een gemeente een relatief laag legestarief rekenen omdat ze daar minder werkzaamheden
aan heeft.
De term «Gratis trouwen» is misleidend en betekent niet dat de gemeente er geen kosten
aan heeft, deze kosten worden door de gemeente zelf gedragen. Dit is een tegemoetkoming
van de gemeente aan haar burgers, als daar tegen over een langere wachttijd staat
voor diezelfde burgers dan lijkt me dat niet onredelijk. Een huwelijk wordt bovendien
vaak ook al lang van tevoren gepland. Indien men die tijd niet wil uittrekken zal
men toch voor een betaald huwelijk kiezen.
Vraag 2
Herinnert u zich de eerdere vragen over het afschaffen van de verplichting van het
«gratis» huwelijk, van 28 maart 2012?2
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de groeiende animo, tot ca. 40% van de huwelijken, voor het gratis
huwelijk?
Antwoord 3
De tijden veranderen, en veel mensen willen zelf hun eigen invulling geven aan hun
huwelijksdag. Blijkbaar kiezen meer mensen dan voorheen ervoor om de formele kant
van het huwelijk kosteloos te regelen. Ik heb daar verder geen oordeel over.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de wettelijke regeling uit 1897 die het gratis huwelijk mogelijk
maakt, achterhaald is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee die opvatting deel ik niet. Er moet een mogelijkheid blijven om gratis in het
huwelijk te treden, zodat deze verbintenis voor iedereen mogelijk is.
Vraag 5
Deelt u de mening dat – zo men een regeling in stand wil houden die het voor mensen
met een zeer kleine portemonnee mogelijk maakt om te trouwen – het meer in de rede
ligt om een specifieke regeling te realiseren die op deze groep toegespitst is? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 5
De huidige wetgeving staat het vaststellen van een inkomensafhankelijk tarief voor
leges voor huwelijksvoltrekking niet toe. Artikel 219 tweede lid van de Gemeentewet
geeft expliciet aan dat gemeentelijke belastingen niet mogen worden geheven naar inkomen,
winst of vermogen. Het vaststellen van inkomensafhankelijke regelingen is voorbehouden
aan de Rijksoverheid.
Weliswaar kan een gemeente ook in haar verordening opnemen dat kwijtschelding van
de leges kan worden verleend in geval de betalingscapaciteit onder of op het minimum
niveau ligt (op basis van artikel 255 Gemeentewet, zoals dat ook mogelijk is bij OZB
en de Rioolheffing). Echter voor retributies zoals deze leges wordt meestal geen kwijtschelding
verleend omdat er van wordt uitgegaan dat de aanvrager ook de keuze heeft om een kosteloos
huwelijk te sluiten.
Vraag 6
Ziet u aanleiding in deze berichtgeving om de eerder door de Nederlandse Vereniging
van Burgerzaken bepleite inkomenstoets te introduceren voor het gratis huwelijk? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nee, inkomensbeleid is en blijft voorbehouden aan het Rijk. Op grond van het bovenstaande
zie ik geen reden om de huidige regeling aan te passen.
X Noot
2Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012 nr. 2360