Vragen van de leden Schouw en Berndsen (beiden D66) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het afschaffen van de verplichting van het «gratis» huwelijk (ingezonden 28 maart 2012).

Antwoord van minister Spies (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 27 april 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2226.

Vraag 1

Kent u artikel 4 van de Wet tot regeling der heffing van regten wegens de verrigtingen van den ambtenaar van den burgerlijken stand van 23 april 1897 waarin is bepaald dat gemeenten een minimaal aantal keren per week de gelegenheid dienen te geven om gratis te trouwen?1

Antwoord 1

Ja, dit artikel is mij bekend.

Vraag 2

Deelt u de mening dat met een percentage tussen 20–40% van de gesloten huwelijken, deze regeling zijn doel voorbij schiet?1 Kunt u een up-to-date overzicht verschaffen van het percentage van de huwelijken dat gedurende de «gratis uren» wordt gesloten?

Antwoord 2

Ik deel deze mening niet. In een onderzoek van VNG-Magazine in 2008 geeft 90 procent van de ondervraagde gemeenten aan geen problemen te hebben met het gratis huwelijk. Het percentage van het aantal gesloten huwelijken gedurende de zogenoemde «gratis uren» in 2012 is mij niet bekend. Navraag bij de Nederlandse vereniging voor Burgerzaken (NVVB) leert dat hierover geen actuele informatie beschikbaar is. Het door u aangehaalde bericht uit het NRC is gebaseerd op een enquête, uitgevoerd door de NVVB in 2007 onder afdelingen burgerzaken van de gemeenten over kosteloze huwelijken.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het tegenwoordig voor geliefden niet langer «noodzakelijk» is in het huwelijk te treden als zij samen willen zijn of wonen, zoals dat in 1897 het geval was, en dat daarmee een belangrijk argument voor het in stand houden van deze regeling niet langer geldig is?

Antwoord 3

Veel geliefden kiezen er voor hun relatie te bezegelen met een huwelijk. De motieven hiervoor zijn divers en persoonlijk. Het «gratis» huwelijk voorziet in de behoefte van de minder draagkrachtigen om toch te kunnen trouwen zonder direct tegen extra kosten aan te lopen. Op deze gronden acht ik het in stand houden van deze regeling redelijk. Gemeenten hebben overigens de beleidsvrijheid om het «gratis» trouwen te beperken in tijdsduur, tijdstip of locatie.

Vraag 4

Kunt u inzicht verschaffen in de inkomsten die gemeenten door deze wettelijke verplichting mislopen? Kunt u tevens inzicht verschaffen in de mate waarin de «gratis trouwuren» worden gebruikt door mensen die dit vanwege hun inkomen nodig hebben?2

Antwoord 4

Deze cijfers zijn mij niet bekend. Ook de NVVB en VNG hebben hierover geen informatie beschikbaar.

Vraag 5, 6 en 7

Deelt u de mening dat – zo men een regeling in stand wil houden die het voor mensen met een zeer kleine portemonnee mogelijk maakt om te trouwen – het meer in de reden ligt om een specifieke regeling te maken die op deze groep toegespitst is?

Deelt u de mening, dat gezien de grote bedragen die gemoeid zijn met het onterecht afsluiten van «gratis huwelijken», de verplichting aan gemeenten om een minimaal aantal keren per week mensen «gratis» in het huwelijk te laten treden afgeschaft moet worden?3

Bent u bereid een voorstel van wet bij de Kamer aanhangig te maken om deze regeling te moderniseren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5, 6 en 7

Van de gemeenten heb ik geen signalen ontvangen dat er een probleem is met de huidige regeling en werkwijze. Inzicht in de omvang van de door u als hoog veronderstelde kosten van het gratis huwelijk heb ik evenmin. Wel is duidelijk dat gemeenten de kosten beperken door de plechtigheid sober te houden. De huidige regeling doet in mijn ogen nog steeds zijn werk. Ik heb daarom ook niet het voornemen een wetsvoorstel bij de Kamer aanhangig te maken om deze regeling te moderniseren.


X Noot
3

Het CBS becijferde dat in 2010 75 399 huwelijken werden gesloten.

Naar boven