Vragen van het lid Potters (VVD) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over het bericht dat er in de bouwsector de afgelopen jaren veel meer doden en gewonden
zijn gevallen in verhouding tot andere sectoren (ingezonden 8 april 2013).
Antwoord van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 14 mei
2013)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Meeste doden op het werk in de bouw»?1
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat er in de bouwsector de afgelopen jaren veel meer doden
en gewonden zijn gevallen in verhouding tot andere sectoren?
Antwoord 2
Ik neem dit erg serieus. Ik heb daarom in het kader van het Actieplan Arbeidsveiligheid
(2010 tot en met 2012), dat was gericht op ongevalsreductie door een integrale gedrags-
en cultuuraanpak, maatregelen genomen om het aantal ongevallen te verminderen. Ik
noem als voorbeeld de diverse veiligheidscampagnes («Sjaak» en «Alerta»), analyse-instrumenten
naar oorzaken van ongevallen (onder meer «Storybuilder Bouw») en zelfhulpinstrumenten
voor bedrijven (zoals de checklist «Veiligheidsindex Bouw»).
Daarnaast is belangrijk dat de bouwsector via de Stichting Arbouw diverse maatregelen
heeft genomen om de veiligheid te vergroten, die in de arbocatalogus van de bouwsector
zijn opgenomen.
Vraag 3
Kunt u aangeven of er een causaal verband bestaat tussen het niet of gebrekkig spreken
en begrijpen van de Nederlandse taal en het groot aantal ongelukken in de bouw? Zo
ja, kunt u een inschatting maken het aantal ongevallen dat gerelateerd is aan het
niet beheersen van de Nederlandse taal?
Antwoord 3
Op basis van (ongevals)onderzoek dat door mijn ministerie is uitgevoerd, kan niet
worden aangetoond, dat het niet of gebrekkig spreken en begrijpen van de Nederlandse
taal, een expliciete oorzaak is van een ongeval of bijna ongeval in de bouwsector.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het spreken en begrijpen van de Nederlandse taal kan bijdragen
aan het verminderen van ongevallen?
Antwoord 4
In zijn algemeenheid kan dat niet worden aangetoond (zie ook het antwoord op vraag
3). Wel kan in specifieke praktijksituaties het beheersen van de Nederlandse taal
bijdragen aan het verminderen van ongevallen. Dat kan het geval zijn, als dit uit
de verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie als aandachtspunt naar voren komt.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe u gaat bewerkstelligen dat, zoals u korte tijd geleden zelf aangaf,
buitenlandse werknemers die hier aan de slag gaan in bepaalde risicovolle beroepen
de Nederlandse taal voldoende moeten beheersen?
Antwoord 5
De taaleis die ik van plan ben in te voeren, heeft uitsluitend betrekking op een beperkte
lijst beroepen die onder een certificatieplicht vallen vanwege de bijzondere risico’s
die aan die beroepen zijn verbonden. Voorbeelden daarvan zijn asbestverwijderaars
en kraanmachinisten. Het is dus niet mijn bedoeling een taaleis in te voeren voor
alle beroepen waar zich arbeidsrisco’s kunnen voordoen.
De noodzakelijke taalvaardigheid hangt van de concrete werkomstandigheden af en hoeft
niet meer te zijn dan noodzakelijk is voor een goed begrip van de veiligheids- en
werkinstructies, etiketten en onderlinge communicatie.
Vraag 6
Kunt u verder aangeven wanneer de Tweede Kamer de initiatieven die het beheersen van
de Nederlandse taal voor buitenlandse werknemers moeten bevorderen tegemoet kunnen
zien? Deelt u de mening dat het belangrijk is dat dergelijke initiatieven zo snel
mogelijk gerealiseerd worden?
Antwoord 6
Zoals ik al aangaf, blijkt uit ongevalsanalyses niet dat taalproblemen in het algemeen
een oorzaak voor ongevallen zijn. Met de wettelijk voorgeschreven risico-inventarisatie
en -evaluatie zal de werkgever risico’s voor ongevallen in beeld moeten brengen en
passende maatregelen treffen. Daarbij zal hij ook aandacht aan de taal moeten besteden.
Voorlichting en onderricht dienen altijd zodanig verzorgd te worden dat deze voor
werknemers begrijpelijk zijn.
In aanvulling daarop kunnen – indien nodig – werkgevers en werknemers over dit thema
afspraken maken in de arbocatalogus en daarmee het bestaande pakket aan veiligheidsmaatregelen
complementeren. Dit is in lijn met de kabinetsvisie op het stelsel voor gezond en
veilig werken (TK 2011–2012, 25 883, nr. 209), waarbij het beleidsuitgangspunt is dat werkgevers en werknemers primair verantwoordelijk
zijn voor gezond en veilig werken.
X Noot
1RTL Nieuws, 4 april 2013