Vraag 2, 3, 4, 5, 6 en 7
Is het waar dat prinses Beatrix een bedrag van 7,2 maal de Balkenendenorm zal ontvangen
als pensioen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit royale bedrag in relatie tot de afwaardering
van de pensioenen van heel veel burgers?
Is het waar dat leden van de Koninklijke familie op dit moment zijn vrijgesteld van
persoonlijke belastingen? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het tweede lid van artikel
40 van de grondwet dat stelt dat slechts «de door hen ontvangen uitkeringen ten laste
van het Rijk, alsmede de vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening
van hun functie, vrij zijn persoonlijke belastingen». Zo nee, welke persoonlijke belastingen
worden wel betaald door leden van het Koninklijk huis?
Deelt u de mening dat een groot deel van het vermogen van leden van het Koninklijk
huis niet dienstbaar is aan de uitoefening van hun functie en dus als privévermogen
dient te worden aangemerkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk deel van het vermogen
ziet u als dienstbaar aan het uitoefenen van de publieke functies en welk deel als
privévermogen?
Deelt u de mening dat er sprake is van een te beperkte budgettaire transparantie rond
de uitgaven en privileges aan/van leden van ons koningshuis?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze bent u bereid initiatieven
te ontplooien om tot grotere transparantie te komen op dit dossier?
Kunt u aangeven hoe de belastingheffing voor leden van het koninklijk huis geregeld
is in andere Europese monarchieën? Kunt u specifiek zijn en per monarchie aangeven
of en hoeveel procent belasting de leden van betreffende koningshuizen betalen over
bezit en inkomen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of er substantiële versoberingen zijn doorgevoerd in de honorering
en privileges van leden van Europese koningshuizen in de afgelopen vijf jaar? Zo nee,
waarom niet en bent u bereid daar vergelijkend onderzoek naar in te stellen? Zo ja,
kunt u specifiek zijn in uw beantwoording en kunt u een vergelijking maken met de
doorgevoerde versoberingen voor leden van het Nederlandse koningshuis?
Antwoord 2, 3, 4, 5, 6 en 7
Op 1 januari 2009 trad de Wet van 20 november 2008, houdende technische aanpassing
en actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, in werking
nadat het wetsvoorstel in beide Kamers der Staten-Generaal met algemene stemmen was
aangenomen.
Deze wet bevat in artikel I onder a een regeling van de grondwettelijke uitkering
voor de afgetreden Koning. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel gaat in
op de achtergronden hiervan (Kamerstukken II 2007/8, 31 505, nr. 3, p. 2, 5–6). Tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel heeft de minister-president
toegelicht dat leden van de koninklijke familie belastingplichtig zijn en dat de Grondwet
een beperkt aantal leden van het koninklijk huis hiervan ten dele vrijstelt voor enkele
afgebakende onderwerpen die de Grondwet aanduidt en mede door de wetgever nader zijn
uitgewerkt (Handelingen II 2007/8, 7412–7413). Artikel 3 van de wet staat, evenals
de herziene inrichting van hoofdstuk I van de rijksbegroting, in het teken van een
verruimde transparantie met betrekking tot de kosten en uitgaven die samenhangen met
het koningschap (Kamerstukken II 2007/8, 31 505, nr. 3, p. 7). Leden van de PvdD-fractie in de Eerste Kamer toonden zich hierover verheugd
(Kamerstukken I 2008/9, 31 505, B, p. 2). Bij de behandeling van het wetsvoorstel is toegelicht dat een vergelijking
met andere Europese monarchiën niet goed mogelijk is (Kamerstukken II 2007/8, 31 505, nr. 7, p. 2–3, Handelingen II 2007/8, 7410).