Vragen van de leden Marcouch en Yücel (beiden PvdA) en Kooiman (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de bedreiging van enkele jongeren uit Arnhem aan het adres van een stadsgenoot (ingezonden 14 maart 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 22 april 2013). Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1860.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat enkele jongeren uit Arnhem discriminerende opmerking in het openbaar hebben geuit?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Is het waar dat een Turkse man enige tijd ondergedoken heeft gezeten omdat hij openlijk afstand heeft genomen van antisemitische uitspreken gedaan door Turkse jongeren uit de Arnhemse wijk Broek? Zo nee, wat is er niet waar en hoe is het wel gegaan? Zo ja, betrof het hier doodsbedreigingen?

Welke steun heeft de Turkse man vanuit de overheid gekregen bij het onderduiken toen bleek dat bedreigingen zich hadden gericht tot zijn persoon?

Antwoord 2 en 3

In een uitzending van het programma «Onbevoegd gezag» van de NTR op 24 februari jl., waarin het vrijwilligerswerk van de betreffende Turkse man centraal staat, zijn antisemitische uitspraken gedaan door enkele Turkse jongeren. Deze uitspraken werden door de Turkse man in de uitzending scherp veroordeeld. Naar aanleiding van de uitzending is enige commotie ontstaan; vanuit de Turkse gemeenschap zijn kritische vragen gesteld richting de Turkse man.

De burgemeester van Arnhem heeft de betreffende Turkse man geadviseerd om tijdelijk ergens anders te verblijven om rust voor zichzelf en zijn omgeving te creëren. Aan dat advies heeft hij gehoor gegeven.

Uit onderzoek van de politie blijkt dat er geen sprake is van concrete bedreigingen tegen de Turkse man of zijn gezin.

Vraag 4

Is er aangifte gedaan van deze bedreiging? Zo ja, wat is er met deze aangifte gebeurd?

Antwoord 4

Nee, er is geen aangifte gedaan.

Vraag 5

Zijn de daders in beeld en zijn zij door de politie gehoord? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Er is geen aangifte gedaan van bedreiging, daarom is er ook geen sprake van een onderzoek naar verdachten. Wel is de officier van justitie van het parket Oost-Nederland naar aanleiding van een melding van antidiscriminatiebureau Art.1 Gelderland-Midden een onderzoek gestart naar de uitspraken in het televisieprogramma. Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat sprake is van strafbare groepsbelediging (art. 137 Sr) door een van de jongens. De officier van justitie zal deze minderjarige jongen een strafbeschikking opleggen waarbij het zwaartepunt zal liggen op een educatieve sanctie.

Naar boven