Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het categorisch weigeren van mediacontacten van personen werkzaam in het gevangeniswezen (ingezonden 17 april 2013).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 18 april 2013).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp, waarin u de Kamer laat weten dat contacten met regionale media worden toegestaan en dat voor contacten met de landelijke pers is afgesproken dat hierover eerst moest worden afgestemd met de Directie Voorlichting van het ministerie van Veiligheid en Justitie?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoeveel verzoeken om dergelijke contacten met landelijke media zijn inmiddels voorgelegd aan de Directie Voorlichting van het ministerie van Veiligheid en Justitie? Hoeveel daarvan zijn afgewezen en hoeveel zijn er toegewezen?

Antwoord 2

Dagelijks verzoeken diverse media om contact in enige vorm met de Dienst Justitiële Inrichtingen. Als het om verzoeken van landelijke media gaat, is de afspraak dat hierover eerst moet worden afgestemd met de directie Voorlichting van het ministerie. De directie Voorlichting beoordeelt de verzoeken inhoudelijk alvorens een besluit te nemen over toekenning c.q. afwijzing. Sinds de beantwoording van de vorige Kamervragen zijn in totaal twaalf verzoeken voorgelegd aan de Directie Voorlichting van het Ministerie. Deze zijn alle gehonoreerd. Zie voorts het antwoord op vraag 4.

Vraag 3

Is het waar dat contacten tussen personen die werkzaam zijn in het gevangeniswezen met landelijke pers categorisch worden afgewezen? Zo ja, op basis waarvan? Waar bent u bang voor?

Antwoord 3

Nee. Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Bent u bekend met het feit dat landelijke media bijvoorbeeld interesse hebben in het volgen van een of meer inrichtingswerkers op de dag van het rondetafelgesprek over de bezuinigingsplannen in de Tweede Kamer? Wat is hier op tegen?

Antwoord 4

Wanneer het parlement een hoorzitting organiseert om in de behoefte aan informatie te voorzien, dan vind ik het passend om terughoudendheid te betrachten bij contacten met de pers voorafgaand aan die hoorzitting. Zoals aan zowel de pers als aan de PI-medewerkers is meegedeeld, is na afloop van de hoorzitting wel gelegenheid voor contacten met de pers.

Vraag 5

Bent u eveneens bekend met het feit dat als een van de argumenten om dergelijke verzoeken om mediacontacten af te wijzen genoemd wordt «respect voor de Tweede Kamer»? Kunt u dit toelichten? Bent u bereid in ieder geval dit non-argument niet meer te gebruiken?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Bent u bereid deze vragen uiterlijk 17 april om 18:00 uur te beantwoorden?

Antwoord 6

Ja.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, Aanhangsel van de Handelingen nummer 1834

Naar boven