Vraag 1
Deelt u de mening dat het van belang is dat de Kamer inzicht heeft in de gevolgen
van de door gemeenten, provincies, waterschappen en ZBO’s in het verleden verstrekte
hypothecaire leningen aan medewerkers voor de schuldpositie van die organen? Zo nee,
waarom niet?1
Antwoord 1
Sinds 1 januari 2009 is het op grond van Wet FIDO art. 2, 4e lid, niet meer toegestaan
dat openbare lichamen contracten afsluiten met betrekking tot het verstrekken van
hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking ervan door financiële instellingen.
De totale waarde aan voor die tijd uitgegeven hypothecaire leningen aan personeel,
neemt daarom komende jaren steeds verder in grootte af, totdat de waarde in zijn geheel
op termijn is afgebouwd.
Het verstrekken van hypothecaire leningen aan eigen personeel is een autonome aangelegenheid
waarover geen specifieke rapportageplicht bestaat. Verstrekte leningen in algemene
zin maken echter wel onderdeel uit van de begroting en verantwoording, waardoor via
het stelsel van horizontale verantwoording aan de raad daarover en het reguliere verticale
toezicht door de provinciale toezichthouder, risico’s geïdentificeerd en gemitigeerd
kunnen worden.
Bij ZBO’s die onderdeel zijn van de Staat en ZBO’s met eigen rechtspersoonlijkheid
die de arbeidsvoorwaarden van het Rijk volgen, geldt een iets andere situatie. In
de arbeidsvoorwaarden van het Rijk is van het verstrekken van hypotheken door de werkgever
nimmer sprake geweest. Wel was er ooit de mogelijkheid tot het verstrekken van garanties
op hypothecaire leningen van financiële instellingen, maar dat is lang geleden afgeschaft.
ZBO’s met eigen rechtspersoonlijkheid en andere (eigen) arbeidsvoorwaarden geven zelf
inzicht in en leggen verantwoording af over eventueel verstrekte leningen en daarmee
gepaard gaande risico’s in hun begroting en jaarrekening en op hun balans. De minister
houdt hier toezicht op en de rechtmatigheid en de doelmatigheid worden extern getoetst.
Ook hier kunnen dus mogelijke risico’s worden gesignaleerd en – zo nodig – worden
geïntervenieerd.
Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verstrekte hypothecaire leningen aan
personeel tot onverantwoorde en onvoorzienbare financiële risico’s leiden bij de medeoverheden
en ZBO’s. Ik deel daarom niet de mening dat het van belang is voor de Kamer om inzicht
te krijgen in de gevolgen van de door gemeenten, provincies, waterschappen en ZBO’s
in het verleden verstrekte hypothecaire leningen.
Vraag 2, 3 en 4
Deelt u de mening dat het feit dat dit een autonome aangelegenheid betreft een informatieverzoek
aan de betreffende organen niet in de weg staat, analoog aan bijvoorbeeld het recente
informatieverzoek over de derivatenpositie? 2 Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid te inventariseren wat de effecten zijn van eventueel uitstaande hypothecaire
leningen voor de schuldpositie van gemeenten, provincies en waterschappen? Zo ja,
wanneer kan de Kamer deze inventarisatie tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Bent u tevens bereid te inventariseren welke ZBO’s hypothecaire leningen aan hun medewerkers
hebben verstrekt en welke bedragen hier mee gemoeid zijn? Zo ja, wanneer kan de Kamer
deze inventarisatie tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3 en 4
De derivatenposities van medeoverheden zijn inderdaad onlangs in kaart gebracht middels
een inventarisatie. In tegenstelling tot (verstrekte) leningen zijn derivatenposities
doorgaans geen gangbaar onderdeel van de begroting en verantwoording van medeoverheden,
waardoor het minder vanzelfsprekend was er van uit te gaan dat de hieraan verbonden
mogelijke risico’s volledig inzichtelijk en beheersbaar waren. Voor de in het verleden
verstrekte hypothecaire leningen geldt dit niet (zie antwoord3. Het feit dat het een autonome aangelegenheid betreft voor medeoverheden staat een
informatieverzoek niet in de weg. Maar op basis van bovenstaande gronden zie ik helaas
geen reële kans een informatieverzoek te doen. Dit geldt ook voor de ZBO’s.
X Noot
1Vervolg op Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1396.
X Noot
2Brief van de minister BZK, 27 februari 2013
X Noot
3Vervolg op Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1396.