Vragen van de leden Ortega-Martijn en Schouten (beiden ChristenUnie) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over corruptie van politici op Bonaire (ingezonden 20 augustus 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 26 september 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3446.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Corruptieschandaal op Bonaire» dat  op 17 augustus 2012 in de Stentor verscheen?1

Antwoord

Ja.

Vraag 2 en 5

Deelt u de mening dat u al sinds lange tijd op de hoogte bent van dergelijke praktijken maar dat er geen actie is ondernomen? Zo nee, waaruit blijkt dat?

Is het waar dat u al eerder op de hoogte bent gesteld van mogelijke malafide praktijken op Bonaire maar dat er niet is ingegrepen? Op welke redenen is hiervan afgezien? Ziet u inmiddels reden om hier op terug te komen? Deelt u de mening dat de bevolking op Bonaire door deze praktijken ernstig gedupeerd wordt en dat opheldering daarom gewenst is? Zo ja, hoe gaat u dit bespoedigen?

Antwoord 2 en 5

Er bestaan al langere tijd geruchten over corruptie op Bonaire. Dat is zorgelijk, maar daarmee zijn dit nog niet automatisch bewezen «praktijken», en dat is waar het in het strafrecht om gaat. Uiteraard is het van groot belang voor de bevolking van Bonaire dat het bestuur integer is en dat mogelijke gevallen van corruptie worden aangepakt. Het Openbaar Ministerie maakt hier ook werk van, zoals bijvoorbeeld mag blijken uit het strafrechtelijke onderzoek waarop het in uw vraag aangehaalde nieuwsbericht betrekking heeft.

Bij gelegenheden waarbij het kabinet concrete informatie over mogelijke corruptiegevallen heeft ontvangen is deze doorgeleid naar de verantwoordelijke justitiële autoriteiten. Ik verwijs in dit verband naar het zogenaamde zwartboek van de Fondashon Bon Governashon Bonaire uit 2007 en naar een nota van het lid Brinkman van uw Kamer uit 2008. Zoals de toenmalige Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer meldde is deze informatie voor verdere behandeling doorgezonden aan het Openbaar Ministerie ter plaatse (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 3095).

Vraag 3

Om welke reden werd het internationaal onderzoek naar corruptie en fraude op Bonaire door de rechter-commissaris op het eiland stopgezet? Is het waar dat het Openbaar Ministerie zich hiertegen heeft verzet? Bent u van mening dat er voldoende aanleiding is om dit onderzoek weer nieuw leven in te blazen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De rechter-commissaris heeft het onderzoek niet stopgezet, maar een datum vastgesteld (1 november 2010) waarop het onderzoek afgerond moest zijn. Het OM is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechter-commissaris, maar werd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba niet ontvankelijk verklaard. Omdat de gegeven termijn te kort was voor een dermate complex onderzoek (feitelijk betekende de beschikking van de rechter-commissaris dat het onderzoek moest worden uitgevoerd binnen een tijdsbestek van één jaar en twee maanden) is de strafzaak op 17 februari 2011 door het OM geseponeerd. Tegen dit besluit van het OM is een klacht ingediend door de Fondashon Bon Governashon Bonaire ex artikel 15 van het Wetboek van Strafvordering BES (dit is te vergelijken met artikel 12 uit het Nederlandse Wetboek van Strafvordering). Het Hof heeft deze klacht op 13 september 2012 gegrond verklaard voor twee dossiers die deel uitmaakten van het totale onderzoek, en het OM opgedragen de verdachten alsnog voor die feiten te vervolgen. Voor de overige onderzoeksdossiers is de klacht niet gegrond verklaard. Deze onderzoeken kunnen daardoor niet worden hervat.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het van cruciaal belang is dat zelfs de schijn van fraude en corruptie binnen het openbaar bestuur vermeden dient te worden en dat de bevolking van Bonaire er vertrouwen in moet kunnen hebben dat het algemeen belang ook daadwerkelijk gediend wordt? Op welke manier denkt u hier aan te kunnen bijdragen?

Antwoord

Integriteit in het openbaar bestuur van Caribisch Nederland is een belangrijk aandachtspunt. De overheid moet op een correcte manier met burgers en bedrijven omgaan en ook de interne verhoudingen moeten goed zijn. Dat betekent onder meer dat bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren professioneel en integer moeten zijn. Daarom gelden er gedragscodes betreffende integriteit en moeten de genoemde functionarissen de eed of belofte afleggen. Voor bestuurders en volksvertegenwoordigers gelden daarnaast aanvullende vereisten, zoals ten aanzien van onverenigbare betrekkingen en verboden handelingen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden betreffende integriteit. Bestuursorganen, in dit geval het bestuurscollege van Bonaire, zijn echter primair zelf verantwoordelijk voor het opzetten, implementeren en handhaven van een integriteitbeleid voor de eigen organisatie.


X Noot
1

Corruptieschandaal op Bonaire, 17 augustus 2012, de Stentor.

Naar boven