Vragen van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de begeleiding aan BES-bursalen (ingezonden 2 september 2011).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 23 september 2011).

Vraag 1

Is er geen onderzoek geweest naar de bereidheid van andere partijen, op de BES-eilanden, om de zorg voor de studenten op zich te nemen, omdat dit niet meer mogelijk was omdat de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) in een laat stadium was afgehaakt?1

Antwoord 1

Zoals ik in mijn antwoorden op de eerdere vragen van het lid Ortega-Martijn over dit onderwerp (2011Z13910) heb aangegeven, was het mijn inzet om de begeleiding van de studenten van Saba en Sint Eustatius door de Stichting Sint Maarten Student Support Services (S4) voort te laten zetten en de begeleiding van de studenten van Bonaire door de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC). Toen op 1 maart van dit jaar bleek dat de SSC de begeleiding van de studenten van Bonaire niet ter hand zou nemen, heb ik S4 gevraagd of zij ook de begeleiding van de studenten van Bonaire op zich wilde nemen, omdat hiermee tijdig kon worden verzekerd dat ook deze studenten adequate begeleiding kon worden geboden.

Vraag 2

In hoeverre zal het Pakket van Eisen, dat vanaf volgend schooljaar gaat gelden voor partijen die de begeleiding van BES-bursalen ter hand willen nemen, afwijken van de eisen die voorheen werden gesteld aan de SSC & de St. Maarten Student Servies 4? Kunt u dit specificeren?

Antwoord 2

Ik bezie op dit moment hoe het Pakket van Eisen eruit moet zien. Op dit moment kan ik dus niet specificeren in hoeverre dit afwijkt van de eisen die voorheen aan SSC en S4 werden gesteld.

Vraag 3

Draagt de Dienst Uitvoering Onderwijs ook de budgettaire verantwoordelijkheid voor de begeleiding van BES-bursalen in Nederland? Zo nee, welk orgaan draagt deze verantwoordelijkheid wel?

Antwoord 3

De Dienst Uitvoering Onderwijs maakt deel uit van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het is dus de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die de budgettaire verantwoordelijkheid draagt voor de begeleiding van de BES-bursalen.

Vraag 4

Doelt u met een «adequaat uitvoeringsapparaat in Nederland» op een zogenaamd BES-loket ter vervanging van het inmiddels opgeheven Antillenhuis?

Antwoord 4

Nee. Met een «adequaat uitvoeringsapparaat in Nederland» heb ik willen aangeven dat de partij die de begeleiding van de studenten verricht een vestiging in Nederland moet hebben, om zodoende de studenten goed te kunnen bedienen.

Vraag 5

Deelt u de analyse dat aanvullende inspanningen vereist zijn bij de begeleiding van BES-bursalen in Nederland om uitval tegen te gaan? Kunt u uiteenzetten of en hoe het huidige beleid er op gericht is om uitval onder de studenten afkomstig uit de BES-eilanden tegen te gaan? Zijn recente cijfers beschikbaar waaruit blijkt hoe het gesteld is met de uitval van deze studenten in vergelijking met de uitval van andere studenten in Nederland. Zo ja, kunt u deze bijvoegen?

Antwoord 5

Ik heb geen enkele aanleiding te twijfelen aan de zorg die S4 zal besteden aan de begeleiding van de BES-bursalen. Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn alle universiteiten en hogescholen verplicht studenten studiebegeleiding te bieden. Daarbij is het de plicht van de instelling bijzondere zorg te besteden aan de begeleiding van studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname aan het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid.

De mij ter beschikking staande cijfers hebben betrekking op de instroom van de jaren 2004 tot en met 2007. Daaruit blijkt dat van de hbo-studenten, afkomstig uit de (voormalige) Nederlandse Antillen en Aruba gemiddeld 26,5% na drie jaar het hbo had verlaten zonder getuigschrift tegenover 22% van alle studenten. Voor het wo is dat 17,25% tegenover 11%.


X Noot
1

Aanvullend op eerdere schriftelijke vragen van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3321.

Naar boven