Vragen van de leden Gesthuizen (SP), Recourt (PvdA) en Van der Steur (VVD) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het Europees arrestatiebevel in relatief kleine strafzaken (ingezonden 25 oktober 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 9 november 2011).

Vraag 1

Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op vragen1 over het bericht «Sjaak vlucht voor Poolse rechter»?2 Bent u op de hoogte van de actuele stand van zaken in de procedure van de heer E, waarbij nog steeds overlevering dreigt voor verdenking van een misdrijf van 200 Poolse zloty, ongeveer 25 euro?

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Bent u, indachtig de motie waarin de Kamer heeft uitgesproken van mening te zijn dat het Europees arrestatiebevel niet bedoeld is voor gevallen waar het relatief kleine strafbare feiten betreft3, van mening dat er in de zaak van de heer E, sprake is van verdenking van een relatief klein strafbaar feit? Waarom heeft Polen geen gebruik gemaakt van alternatieven, zoals het in een andere lidstaat horen van verdachte? Hoe valt een terughoudend gebruik van het Europees arrestatiebevel te rijmen met de nog immer dreigende overlevering van deze Nederlander aan Polen?

Antwoord 2

In de zaak E. is er geen sprake van uitvaardiging van een EAB voor bagatelfeiten. Integendeel, de overlevering is gevraagd voor de tenuitvoerlegging van twee strafvonnissen en voor een strafvervolging. Bij bedoelde strafvonnissen is E. veroordeelde tot een vrijheidsstraf van in totaal 3 jaren en twee maanden, waarvan nog elf maanden en veertien dagen moeten worden uitgezeten. De strafvervolging heeft betrekking op de verdenking van omkoping van een gevangenisbewaarder in Polen. Gelet op de ernst van de feiten vind ik het begrijpelijk dat de Poolse autoriteiten in deze zaak een EAB hebben uitgevaardigd. Zoals bekend besliste de rechtbank Amsterdam al in juli 2009 over de overlevering en bepaalde dat hij uitsluitend wegens zijn Nederlanderschap niet wordt overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van het strafrestant van de vrijheidstraffen, maar wel voor de strafvervolging onder de garantie van teruglevering. Dat wil zeggen dat betrokkene de tenuitvoerlegging van het strafrestant niet zal ontlopen. Nederland zal op verzoek van Polen het strafrestant ten uitvoer leggen. Indien E na de berechting in Polen voor de omkoping een vrijheidsstraf krijgt opgelegd, kan hij deze eveneens in Nederland ondergaan. Betrokkene wenst zich niet bij deze beslissing neer te leggen en is sindsdien voortvluchtig.

De motie Recourt c.s.(Kamerstukken II 2010–2011, 32 317, nr. 36) dateert van 17 februari 2011 en is op dezelfde dag aangenomen door de Tweede Kamer. De motie gaat over de overleveringspraktijk in het algemeen. Toepassing van hetgeen daarin wordt gesteld op de zaak E. is niet aan de orde op de enkele grond dat er geen sprake is van EAB voor bagatelfeiten.

Vraag 3 en 4

Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op vragen, waarin u stelt dat Polen beterschap belooft en dat er hoopvolle maatregelen worden genomen? Wat heeft het inmiddels opgeleverd dat het Poolse ministerie van Justitie de Poolse gerechten heeft gewezen op het feit dat het uitvaardigen van een Europees arrestatiebevel (EAB) een middel is dat in het algemeen pas zou moeten worden toegepast nadat andere methoden om de verdachte/veroordeelde op te sporen niet tot resultaat hebben geleid, en dat ook de proportionaliteit bij alle Poolse justitiële autoriteiten aan de orde is gesteld?4

Het is mij niet bekend welke effect de door vragensteller bedoelde brief van het Poolse ministerie van justitie aan de Poolse justitiële autoriteiten heeft gehad. Wel wijs ik er voor de goede orde op dat er in 2010 in Polen sprake was van een afname van het aantal door Poolse autoriteiten uitgevaardigde EABs met 25%. Uit recente informatie van het Poolse ministerie van justitie is mij gebleken, dat de cijfers van de eerste helft van 2011 een vergelijkbaar beeld laten zien als in 2010. Bovendien lijkt er in 2011 binnen de gedaalde cijfers sprake te zijn van een verschuiving van Poolse EABs met het oog op een strafvervolging en naar EABs voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen. Bij laatstbedoelde EABs is betrokkene onherroepelijk veroordeeld.

Welke mogelijkheden heeft u om de Poolse justitiële autoriteiten dan wel uw ambtsgenoot in Polen aan te spreken op het feit dat nog steeds overlevering wordt gevraagd voor relatief kleine strafbare feiten, en een alternatief te bespreken voor deze en mogelijk andere dreigende overleveringen?

Antwoord 3 en 4

De ervaringen van het parket Amsterdam wijzen uit dat nagenoeg alle Poolse EABs die worden ontvangen, betrekking hebben op Poolse onderdanen. Dat is niet verwonderlijk nu er vele duizenden Polen buiten hun eigen land werkzaam zijn. Hoewel daar EABs tussen zitten voor relatief kleine strafbare feiten, worden zeker ook Poolse EABs voor ernstige feiten ontvangen. Proportionaliteit bij de uitvaardiging van EABs is een aspect dat in Brussel Uniebreed aandacht krijgt en Nederland speelt daarin een actieve rol evenals bij het zoeken naar alternatieven in het kader van de onderhandelingen over het EOB.

Ik zie geen aanleiding om speciaal met de Poolse collega te overleggen.

Vraag 5

Indien Polen vast zou blijven houden aan de overlevering, in hoeverre is het Openbaar Ministerie dan bereid in overleg te treden met de Poolse Justitie teneinde de voorlopige hechtenis van de betrokken persoon niet langer te laten duren dan strikt noodzakelijk?

Antwoord 5

E. is sinds 2009 voortvluchtig. Over E. heeft in de zomer weer correspondentie tussen de raadsman en de officier van justitie plaatsgevonden met het oog op de overlevering van E. in juli 2011. De officier van justitie heeft aangegeven dat betrokkene zich op een bepaalde datum moest melden en er op gewezen dat het bevel tot aanhouding voor de strafvervolging een looptijd heeft van maximaal drie maanden, zodat uiterlijk na die periode een beslissing moet worden genomen over voortzetting daarvan en dat een verdachte ook naar Pools recht tussentijds om opheffing van de voorlopige hechtenis kan vragen. Voor een speciale interventie bij de Poolse autoriteiten zag hij daarom geen aanleiding, hetgeen ik verantwoord acht. Voor de goede vermeld ik nog dat de raadsman daarop aan het OM berichtte, dat betrokkene zich niet in juli maar pas in augustus 2011 wilde melden voor zijn overlevering, omdat dan de behandelende Poolse rechter terug zou zijn van vakantie. De raadsman gaf daarbij ook aan dat E. mogelijk door middel van een eigen regeling naar de zitting in Polen zou afreizen. Navraag van het parket bij de Poolse autoriteiten heeft echter geleerd dat E. niet op de zitting van 9 augustus in Polen is verschenen.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel van de Handelingen nummer 1259.

X Noot
2

http://archief.nrc.nl/index.php/2010/November/20/Binnenland/05/Sjaak+vlucht+voor+de+Poolse+rechter/check=Y/identify=Y

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 317, nr. 36.

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel van de Handelingen nummer 2686

Naar boven