Vragen van de leden Kortenoeven en Wilders (beiden PVV) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het doodvonnis en de beestachtige detentie van een Pakistaanse christelijke vrouw die islamstichter Mohammed zou hebben beledigd (ingezonden 17 augustus 2011).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 22 september 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het nieuwsartikel «Bibi zal hangen, alleen wanneer is nog de vraag»1 en het rapport van Open Doors getiteld «Pakistan zette christenvervolging opnieuw op de kaart»2?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat heeft de Nederlandse regering sinds medio 2009 ondernomen tegen het schandalige islamitische doodvonnis en de aansluitende beestachtige detentie van de christen Aasia Bibi?

Antwoord 2

Nederland heeft in de periode medio 2009 tot heden in reguliere diplomatieke contacten, zowel in Islamabad als in Den Haag, ten overstaan van de Pakistaanse autoriteiten herhaaldelijk zijn zorg en afschuw uitgesproken over de blasfemiewetgeving en het doodvonnis tegen mevrouw Bibi. Enkele specifieke gelegenheden:

  • De Nederlandse mensenrechtenambassadeur (MRA) heeft tijdens zijn bezoek aan Pakistan in november 2009 de kwestie indringend besproken met de Pakistaanse ministers voor resp. Minderheden en Mensenrechten. Hij sprak zijn steun uit voor de inspanningen van de Pakistaanse overheid om de blasfemiewetten te amenderen.

  • Tijdens bilaterale politieke consultaties op hoog-ambtelijk niveau in juli 2010 zijn de mensenrechten, en in dat kader ook de zaak van mevrouw Bibi en de blasfemiewetten, door Nederland aan de orde gesteld.

  • Nederland was in november 2010 mede-initiatiefnemer van een gezamenlijke verklaring van de EU-lidstaten die in Islamabad vertegenwoordigd zijn. In deze verklaring werd het doodvonnis van mevrouw Bibi veroordeeld en de Pakistaanse regering opgeroepen toe te zien op een correcte rechtsgang en goede behandeling van mevrouw Bibi.

Vraag 3

Welke mogelijkheden staan u ten dienste om het lot van Aasia Bibi en de vervolging van Pakistaanse christenen in internationale organisaties aan de orde te stellen?

Antwoord 3

Nederland ijvert in internationale fora, zoals de VN en de EU, permanent voor de rechten van religieuze minderheden waar ook ter wereld. De kwestie mevrouw Bibi staat mede op Nederlands verzoek regelmatig op de EU-agenda met het doel de druk op de ketel te houden. In de eind juni jl. door de EU gepubliceerde mensenrechtenstrategie ten aanzien van Pakistan worden duidelijke prioritaire onderwerpen benoemd voor de mensenrechtendialoog tussen EU en Pakistan, waaronder het recht op godsdienstvrijheid. De huidige inzet van de EU richt zich onder meer op het ongedaan maken van de voorbehouden die Pakistan heeft gemaakt bij de recente ratificatie van het International Verdrag voor Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR) en het VN Verdrag tegen Marteling.

Nederland steunt voorts Pakistaanse NGO’s die zowel in eigen land als via internationale fora ijveren voor verbetering van de situatie van religieuze minderheden in Pakistan.

Vraag 4

Bent u bereid bilateraal en in internationale fora druk uit te oefenen op de Islamitische Republiek Pakistan om de blasfemiewetten af te schaffen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Nederland stelt de kwestie rond de blasfemiewetten in Pakistan geregeld in bilaterale en multilaterale contacten aan de orde, waarbij de weg van stille diplomatie het meest effectief is. Zichtbare buitenlandse aandacht voor de wetgeving in Pakistan wordt door fundamentalistische islamitische groepen en partijen uitgelegd als ongewenste inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van de soevereine staat Pakistan en leidt juist daardoor tot actieve steun voor handhaving van de blasfemiewetten. Diverse Pakistaanse NGOs en vooraanstaande mensenrechtenactivisten achten afschaffing van de wetgeving in het huidige politieke klimaat onmogelijk en pleiten daarom voor het ontwikkelen van wetgeving die misbruik van de blasfemiewetgeving zou moeten helpen voorkomen.

Vraag 5

Hoe beoordeelt u het recente rapport van Open Doors over de discriminatie en vervolging van christenen in de Islamitische Republiek Pakistan?

Antwoord 5

Mij zijn geen bevestigde berichten bekend van structurele achterstelling van religieuze minderheden bij hulpverlening door de internationale gemeenschap (VN) of de Pakistaanse autoriteiten gedurende de watersnoodramp, zoals gesteld is in dit rapport. Bij de besteding van Nederlandse hulpgelden door internationale NGOs geldt dat deze verplicht zijn de internationaal overeengekomen humanitaire principes van noodhulpverlening te volgen. Deze principes sluiten discriminatie op basis van religie uit.

Vraag 6

Deelt u de mening dat een land dat de meest fundamentele mensenrechten systematisch en op grond van barbaarse islamitische wetgeving schendt, zoals o.a. de Islamitische Republiek Pakistan ten aanzien van christenen, geen zinvolle bestuurlijke rol kan vervullen in internationale organisaties die proberen de mensenrechten te bevorderen?3

Antwoord 6

De Pakistaanse overheid schendt de rechten van christenen niet op «systematische» wijze. De Pakistaanse autoriteiten spannen zich in om de rechten van alle religieuze partijen en personen in het land te beschermen. Maar dit blijkt geen voldoende garantie te zijn voor religieuze minderheden in Pakistan om onbevreesd hun geloof te kunnen beleven. Reden te meer om met de overheid van Pakistan in dialoog te blijven over verbetering van de veiligheid en leefomstandigheden voor religieuze minderheden, niet in de laatste plaats de christelijke minderheid.

Vraag 7

Wilt u deze vragen, gezien de urgentie van de zaak, beantwoorden voor het einde van het zomerreces?

Antwoord 7

Het belang van een zorgvuldige beantwoording in samenhang met de verzameling van feiten heeft meer tijd gevraagd, waardoor beantwoording voor het einde van het zomerreces niet haalbaar bleek. Ik vraag daarvoor begrip.


X Noot
1

De Volkskrant, 15 augustus 2011.

X Noot
2

http://www.opendoors.nl/vervolgdechristenen/nieuws/2011/juli/pakistan-zette-christenvervolging-opnieuw-op-de-kaart/

X Noot
3

Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3048.

Naar boven