Vragen van de leden Timmermans en Heijnen (beiden PvdA) aan de ministers van Defensie, van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de behandeling van mensen in Nederlandse en Nederlands-Indische overheidsdienst die indertijd hebben geweigerd mee te doen aan de politionele acties (ingezonden 15 juni 2012).

Antwoord van minister Hillen (Defensie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 17 september 2012).

Vraag 1

Herinnert u zich eerdere vragen over eerherstel voor drie mariniers die weigerden tijdens de politionele acties een kampong plat te branden?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Zo ja, kunt u aangeven hoeveel militairen en hoeveel burgerpersoneel van Defensie, van andere overheidsdiensten en in dienst van de toenmalige Nederlands-Indische overheid hebben geweigerd deel te nemen aan (onderdelen van) de politionele acties en daarvoor indertijd zijn gestraft; strafrechtelijk, tuchtrechtelijk, bestuursrechtelijk, administratief, dan wel met oneervol ontslag zijn gestuurd?

Antwoord 2

In de periode van 1945 tot 1950 hebben ongeveer 2 000 personen een beroep gedaan op de Dienstweigeringswet van 1923 om te worden vrijgesteld van militaire dienst in Nederlands-Indië. In 788 gevallen is een beroep op de Dienstweigeringswet gehonoreerd. Voorts zijn 4 025 militairen gedeserteerd voorafgaand aan de uitzending naar Nederlands-Indië. Van hen zijn 2 565 militairen uiteindelijk berecht.

Tijdens de politionele acties zijn twee militairen gedeserteerd. Omdat de archieven van de militaire strafrechtspraak uit die tijd niet meer volledig zijn, is het aantal gevallen van dienstweigering door militairen tijdens de politionele acties niet vast te stellen. Ook is er geen inzicht in het aantal personeelsleden van andere overheidsdiensten of van de toenmalige Nederlands-Indische overheid dat heeft geweigerd deel te nemen aan de politionele acties en daarvoor is gestraft.

Vraag 3

Kent u bijvoorbeeld de zaak van P.J.A. Molenaars, die werkzaam was als Controleur 1 bij het binnenlands bestuur, gewest West-Java en die na weigering deel te nemen aan de politionele acties oneervol werd ontslagen, hetgeen later is omgezet in eervol ontslag op eigen verzoek, zodat bij bijvoorbeeld nooit aanspraak heeft kunnen maken op pensioen? Hoeveel van dit soort zaken hebben er gespeeld en hoeveel mensen hebben hetzelfde lot gedeeld als de heer Molenaars?

Antwoord 3

De casus is mij als zodanig niet bekend. Voor zover ik heb kunnen nagaan, zijn er alleen in de archieven van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) beperkte gegevens beschikbaar over een heer P.J.A. Molenaars. Daaruit kan de casus zoals door de vragenstellers beschreven, niet worden afgeleid. Het is voorts niet gebruikelijk om in het openbaar en zonder instemming van betrokkene nader in te gaan op een individueel geval. In de beantwoording van vraag 2 heb ik uiteengezet dat er geen inzicht is in het aantal personen dat heeft geweigerd deel te nemen aan de politionele acties.

Vraag 4 en 5

Hoeveel militairen en ambtenaren zijn later in ere hersteld en hoeveel niet? Als mensen niet in ere zijn hersteld, wat was hiervoor de reden?

Bent u bereid ervoor te zorgen dat aan iedereen die indertijd eerder genoemde consequenties heeft ervaren als gevolg van de weigering deel te nemen aan de politionele acties alsnog al dan niet postuum eerherstel wordt verleend en genoegdoening wordt gedaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4 en 5

Rechters en bestuurders hebben het gedrag van personen getoetst aan de toenmalige normen en wetten. Dit heeft in sommige gevallen geleid tot het opleggen van een sanctie. In het besef dat de desbetreffende periode nu in een ander licht wordt gezien, acht ik het niet zorgvuldig de toetsing van het gedrag van individuele personen in algemene zin te herbeoordelen aan de hand van de hedendaagse normen en met de wetenschap van nu.


X Noot
1

Vragen van de leden Timmermans en Eijsink aan de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over eerherstel voor drie mariniers (ingezonden 8 juni 2012). Zaaknummer 2012Z11461.

Naar boven