Vragen van het lid Smits (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een tekort aan stageplaatsen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) (ingezonden 15 augustus 2012).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 13 september 2012).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het artikel «Een op de vijf mbo’ers vindt geen stageplek»?1

Antwoord 1

In het betreffende artikel wordt gesteld dat op basis van de gegevens van de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) de conclusie getrokken kan worden dat een op de vijf mbo-studenten geen stage kan vinden. Dit is onjuist en niet gebaseerd op de beschikbare feiten van de SBB. In schooljaar 2011–2012 startten 400 000 nieuwe stage- en leerbanen. Daarnaast kunnen leerbanen uit voorgaande jaren nog doorlopen. Er zijn meer dan 500 000 mbo-studenten, maar deze studenten hoeven echter niet allemaal in het schooljaar 2011–2012 op stage. De stage kan verspreid worden over de totale opleidingsduur. Sommige studenten gaan pas vanaf het tweede leerjaar op stage. De suggestie van de kop dat circa 100 000 mbo-studenten stagebehoevend zijn, is daarmee onjuist.

Vraag 2

Is het waar dat 100 000 mbo’ers het afgelopen jaar geen stageplek konden vinden? Zo neen, wat is volgens u het juiste cijfer?

Antwoord 2

De SBB Barometer van juni 2012 geeft een actueel overzicht van de vraag naar en aanbod van stageplaatsen en leerbanen per branche en per regio. Op basis van deze meting concludeert de SBB dat er buiten de conjunctuurgevoelige sectoren als bouw en infra, schilderen, hout en meubel, mobiliteit en transport en overheidsgerelateerde sectoren nog geen grote problemen zijn. Het aantal leerbedrijven blijft vooralsnog op peil, maar per leerbedrijf kan het aantal beschikbaar gestelde stageplaatsen nog dalen. In september ontstaat meer duidelijkheid over eventuele tekorten als het nieuwe schooljaar start en mbo-studenten weer een opleidingskeuze maken en een stageplaats gaan zoeken. Begin oktober geeft de SBB een nieuw overzicht uit van de vraag en aanbod van stageplaatsen en leerbanen per branche en per regio.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is als een student van de opleiding wordt verwijderd omdat er geen stageplek voorhanden is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat onderneemt u indien dit toch gebeurt?

Antwoord 3

De stage is een cruciaal element van een beroepsopleiding en is daarom een verplicht onderdeel van elke mbo-opleiding. De toestand van de economie zorgt er voor dat het aanbod van stages in sommige sectoren of regio's onder druk staat. Een mbo-instelling mag verwachten dat een student zich ervoor inspant een stageplaats te vinden. In het geval dat de student er zelf niet in slaagt of zijn bestaande stageplaats tussentijds wordt beëindigd, is het de bedoeling dat de mbo-instelling zich samen met het relevante kenniscentrum ervoor inspant om alsnog een passende stageplaats te vinden.

Een gebrek aan stageplaatsen kan echter ook veroorzaakt worden doordat studenten kiezen voor een beroepsopleiding met beperkt arbeidsmarktperspectief. Het kabinet wil studenten daarom vooraf een goede keuze voor een beroepsopleiding laten maken.

Deze keuze moet gebaseerd zijn op goede arbeidsmarktinformatie, zoals de latere kans op een baan. Op mijn verzoek wordt in het kader van loopbaanoriëntatie een studiebijsluiter ontwikkeld voor studenten en ouders die zo mogelijk per opleiding of soortgelijke opleidingen zicht geeft op relevante informatie waaronder het (regionaal) arbeidsmarktperspectief. Voorts ziet de inspectie sinds mei 2012 toe op het naleven van de zorgplicht arbeidsmarktperspectief.

Vraag 4

Onderschrijft u de stelling van FNV-jong dat het tekort veroorzaakt wordt door bezuinigingen van bedrijven die vrezen vast personeel te moeten ontslaan? Zo neen, wat is dan de reden?

Antwoord 4

Deze stelling zal zeker een van de oorzaken zijn van tekorten in sommige sectoren in sommige regio’s. Als gevolg van de economische crisis zijn er in bedrijven in deze sectoren minder nieuwe medewerkers nodig en zetten zij vooral in op het in dienst houden van eigen personeel. Daarnaast hebben de overheidsgerelateerde sectoren (met name kinderopvang, kunst- en cultuursector) volgens de SBB laten weten dat de kabinetsbezuinigingen gevolgen zullen hebben voor het aantal stageplaatsen en leerbanen dat ze kunnen realiseren.

Vraag 5

Wat gaat u ondernemen om het aantal stageplaatsen en leerbanen te vergroten, zodat elke mbo’er die ingeschreven staat, ook voldoende stage kan volgen?

Antwoord 5

Voor de zomer heb ik de sociale partners al opgeroepen om stages en leerbanen beschikbaar te stellen. Voor het op peil houden van het aanbod van leerbedrijven in de conjunctuurgevoelige sectoren is het van belang dat sociale partners bereid blijven om te investeren in beroepsopleidingen om de aanwas aan jonge vakmensen zoveel mogelijk op peil te houden. In de toekomst zullen ook deze sectoren voldoende goed geschoolde vakmensen nodig hebben.

Naast het werven van nieuwe stageplaatsen bij leerbedrijven kan ook beter gebruik worden gemaakt van bestaande stageplaatsen en leerbanen. Door stageperiodes beter te spreiden over het schooljaar kunnen meer studenten van dezelfde stageplaats gebruik maken.

Tot slot spelen de studenten zelf ook een belangrijke rol bij het vinden van een stageplaats. Door op tijd te starten met het zoeken vergroten zij de kans om tijdig een geschikte stageplaats te vinden. De stageplaatsen en leerbanen bij erkende leerbedrijven zijn voor studenten te vinden via de website Stagemarkt.nl van de samenwerkende kenniscentra.

Vraag 6

Kunt u een update geven van de plannen om te komen tot een betere afstemming tussen het aantal aangeboden opleidingen en het arbeidsperspectief, door sommige opleidingen te schrappen, samen te voegen of aan te bieden door een beperkt aantal scholen?

Antwoord 6

In mijn brief «Aanbod van mbo-opleidingen» (vergaderjaar 2011–2012, 31 524, nr. 129) heb ik aangegeven welke acties in gang zijn gezet om tot een doelmatig opleidingenaanbod te komen2. Het gaat onder meer om de volgende maatregelen:

  • De stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) heb ik gevraagd met een voorstel te komen voor een herziene, flexibele kwalificatiestructuur met substantieel minder kwalificaties dan de huidige. Eén van de eisen daarbij is dat onderwijs en bedrijfsleven binnen de kenniscentra de arbeidsmarktrelevantie van een opleiding onderbouwen.

  • Om partijen in de regio te ondersteunen om gezamenlijk afspraken te maken over het opleidingenportfolio, heb ik de SBB gevraagd een aantal spelregels voor regionaal en sectoraal overleg op te stellen. Voorts levert de SBB feiten en cijfers aan ten behoeve van het regionale/sectorale overleg. De SBB werkt op mijn verzoek een toetsingskader met escalatieladder uit, dit voor die gevallen waarin de regio niet tot overeenstemming kan komen.

  • Voor populaire opleidingen met een gering arbeidsmarktperspectief heb ik de SBB gevraagd te adviseren naar mogelijke effectieve en haalbare maatregelen om de instroom in deze populaire opleidingen waar nodig te beperken. Op mijn verzoek betrekt de SBB daarbij ook de optie van licentietoekenning. Eind van dit jaar is het onderzoek van de SBB gereed.

  • De SSB ontwikkeld in opdracht van mij een studiebijsluiter met eerlijke en objectieve informatie over arbeidsmarktkansen per opleidingen. Met deze informatie kunnen studenten beter een studiekeuze maken en instellingen kunnen deze informatie gebruiken om beroepsoriënterende gesprekken te voeren met aankomende studenten.

  • Het Programmamanagement MBO»15 ondersteunt individuele instellingen bij het tot stand brengen van een geactualiseerd en doelmatig opleidingenportfolio.

  • En als sluitstuk gaat sinds mei 2012 de Inspectie na of instellingen de aspecten doelmatigheid en arbeidsmarktperspectief voldoende meewegen in besluiten over hun opleidingenportfolio en of hierover voldoende dialoog met het betrokken bedrijfsleven en andere belanghebbende onderwijsinstellingen plaatsvindt (zorgplicht arbeidsmarktperspectief).


X Noot
1

www.nu.nl, 13 augustus 2012

X Noot
2

Onder doelmatigheid versta ik dat het portfolio aan opleidingen bestaat uit opleidingen die kwalitatief en kwantitatief arbeidsmarktrelevant en kostenefficiënt kunnen worden aangeboden met waarborgen voor continuïteit.

Naar boven