Vragen van het lid Hennis-Plasschaert (VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over getuigenbescherming (ingezonden 2 juli 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 11 september 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3101.

Vraag 1

Kent u het artikel «Het onontgonnen terrein van getuigenbescherming»?1

Antwoord

Ja, ik heb dit artikel grondig bestudeerd. Getuigenbescherming is een belangrijk en urgent onderwerp dat mijn volle aandacht heeft. Ik ben dan ook blij met de aandacht vanuit de wetenschap voor dit onderwerp. Ik ben in overleg met het openbaar ministerie en de politie over getuigenbescherming. Ik zal uw Kamer hierover in de loop van dit najaar berichten en zal hierover graag met uw Kamer het overleg voeren en de opvattingen van de verschillende fracties vernemen.

Vraag 2

Deelt u de kritische kanttekeningen van de auteurs bij de verdeling van verantwoordelijkheden in het kader van getuigenbescherming evenals bij de procedurele waarborgen? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De beoordeling van de noodzaak van het treffen van beschermingsmaatregelen en de feitelijke bescherming van een getuige staat los van de strafzaak. Om die reden is de officier van justitie die is belast met de strafzaak niet betrokken bij het getuigenbeschermingstraject en is de officier van justitie belast met getuigenbescherming niet betrokken bij de strafzaak. De objectiviteit in beide trajecten wordt door deze constructie gewaarborgd. Ik zie geen aanleiding om af te wijken van deze verdeling. Wel zal ik laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om, met voldoende waarborgen voor de betrokken partijen, te voorkomen dat er ter terechtzitting (waar enkel de strafzaak aan de orde is) discussie ontstaat over beide trajecten. Ik ben hierover reeds in overleg met het openbaar ministerie, de politie en de wetenschap. Meer structuur en transparanter waar het kan, zijn daarbij de uitgangspunten. Ik zal uw Kamer hierover in de loop van dit najaar nader informeren.

Vraag 3

Deelt u de mening dat er een bijzondere zorgplicht bestaat voor een persoon die zich in een (levens)bedreigende situatie bevindt ten gevolge van zijn of haar medewerking aan opsporing en vervolging? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja. De overheid is gehouden noodzakelijke beschermingsmaatregelen te treffen op het moment dat iemand in (levens)gevaar komt te verkeren als gevolg van het feit dat deze persoon medewerking heeft verleend aan de met de opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten; in die zin is er sprake van een zorgplicht in de vorm van een inspanningsverplichting van de zijde van de overheid. Tevens is het voor de invulling van die zorgplicht noodzakelijk dat de te beveiligen persoon zijn/haar medewerking verleent aan het treffen van de benodigde maatregelen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat (vroeg of laat in het proces) heel veel bewijsmateriaal direct tot de getuige te herleiden is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre is het volledig afschermen van getuigen dan überhaupt realistisch? Welke maatregelen bent u in dezen voornemens te nemen?

Antwoord

Het is in beginsel mogelijk de identiteit van een getuige effectief af te schermen. Dat is echter moeilijk als het gaat om verdachten en slachtoffers die elkaar goed kennen. Uit de aard en omstandigheden van het delict (zedenzaken, afpersing) vloeit soms voort dat de verdachte zelf al bekend is met degene die belastend over hem kan verklaren. Tegen bedreiging van deze getuigen geuit door de verdachte of van de organisatie van welke hij deel uitmaakt, zal indien mogelijk strafrechtelijk worden opgetreden.

Wanneer een getuige verklaringen aflegt in een strafproces, kan dit tot gevolg hebben dat bescherming van de getuige noodzakelijk wordt. Volledige afscherming van de identiteit van een bedreigde getuige is soms mogelijk en gebeurt dan op basis van artikel 226a Sv. Omdat de rechter-commissaris verplicht is om de getuige zo te verhoren en diens verklaringen zo te redigeren dat de identiteit van de getuige niet kan blijken, heeft een dergelijke verklaring vaak geen grote bewijswaarde. De bruikbaarheid van anonieme getuigenverklaringen is voorts beperkt omdat de mogelijkheden voor de verdediging door het uitoefenen van het ondervragingsrecht en toetsing van de betrouwbaarheid van de getuige beperkt zijn. De bedreigde getuige hoeft niet ter terechtzitting te verschijnen en wordt alleen door de rechter-commissaris gehoord.

Indien het gaat om getuigen tegen wie zelf een vervolging is aangevangen, en aan wie een toezegging in de zin van artikel 226g Sv. is gedaan, kan hun identiteit slechts tijdelijk (tot aan de sluiting van het vooronderzoek) verborgen blijven. Hun betrouwbaarheid en hun verklaringen moeten door de rechter en de verdediging op de terechtzitting wel volledig kunnen worden beoordeeld. Voor deze getuigen kunnen ook noodzakelijke beschermingsmaatregelen worden getroffen, zodat zij op een veilige wijze op naam verklaringen kunnen afleggen.

Vraag 5

Is het waar dat getuigen die in het kader van getuigenbescherming worden beschermd, zijn uitgesloten van het stelsel bewaken en beveiligen? Zo ja, acht u dit ook voor de toekomst gerechtvaardigd?

Antwoord

Het stelsel van getuigenbescherming en het stelsel bewaken en beveiligen zijn er voor om bescherming te bieden aan personen wiens veiligheid wordt bedreigd in een mate waardoor niet kan worden verwacht dat personen daar op eigen kracht weerstand aan kunnen bieden. Waar het stelsel bewaken en beveiligen een algemene werking heeft, geldt de getuigenbescherming voor een specifieke groep bedreigde personen, te weten personen die medewerking hebben verleend aan de met de opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten, voor zover daartoe een dringende noodzaak is ontstaan als gevolg van die medewerking en daarmee verband houdend overheidsoptreden. Wanneer de noodzaak daartoe aanwezig is, kunnen op basis van een van de stelsels de benodigde maatregelen worden geboden. De bijzondere positie van de bedreigde getuige rechtvaardigt een specifieke regeling. Een getuige die niet langer in aanmerking komt voor getuigenbescherming kan aanspraak maken op maatregelen in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen, indien daartoe een noodzaak bestaat. Ik acht dit onderscheid ook voor de toekomst gerechtvaardigd omdat voor een effectieve beveiliging eenduidige regie op de te nemen maatregelen noodzakelijk is en binnen beide stelsels alle benodigde maatregelen genomen kunnen worden.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het eigenlijk de wereld op z’n kop is als getuigen die tegelijkertijd slachtoffer zijn «huis en haard» moeten verlaten?

Antwoord

Het is helaas een gegeven dat criminelen geweld tegen personen niet schuwen wanneer deze personen bereid zijn belastend over hen te verklaren. Dit kan ertoe leiden dat maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat dit geweld zich voordoet of bedreiging wordt gerealiseerd, zoals het (tijdelijk) elders onderbrengen van de getuige en het beperken van zijn/haar contacten met de buitenwereld. Dit is een aanzienlijke belasting voor de getuige en diens naasten. Uiteraard wordt ernaar gestreefd een zo beperkt mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de getuige te maken.

Vraag 7 en 8

Bent u met het de auteurs eens dat het onontgonnen terrein van getuigenbescherming in schril contrast staat met de gedetailleerde regeling van de toezeggingen die kunnen worden gedaan aan getuigen die tevens verdacht of veroordeeld zijn? Zo nee, waarom niet?

Bent u het met de auteurs van bovengenoemd artikel eens dat het Besluit getuigenbescherming nauwelijks aanknopingspunten biedt voor het bepalen van de concrete inhoud en duur van de beschermingsmaatregel(en)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7 en 8

Anders dan in het kader van toezeggingen aan getuigen is de wet- en regelgeving met betrekking tot getuigenbescherming voor bedreigde getuigen, criminele getuigen en informanten beperkt. Het Besluit getuigenbescherming biedt een procedureel kader ten behoeve van de totstandkoming van nadere afspraken over de feitelijke bescherming van personen jegens wie een ernstige en serieuze bedreiging bestaat als gevolg van hun medewerking aan de met de opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten en daarmee verband houdend overheidsoptreden en de uitvoering daarvan. Op basis van dit Besluit kunnen voor de duur van de dreiging beschermingsmaatregelen worden getroffen. De concrete invulling van deze bescherming is overgelaten aan het uitvoerende orgaan, het team getuigenbescherming van het Korps landelijke politiediensten, nu de bescherming van personen maatwerk is.

Vraag 9 en 10

Welke normen gelden er op dit moment voor het vaststellen van de hoogte van de aan de getuige te verstrekken financiële tegemoetkoming?

Deelt u de mening dat duidelijk moet worden gemaakt welke maatstaven gelden voor de financiële ondersteuning van de getuige gedurende een bepaalde periode, waarin deze op weg wordt geholpen, evenals de voorwaarden waaronder? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen, inclusief tijdpad?

Antwoord 9 en 10

Financiële tegemoetkomingen in het kader van getuigenbescherming worden enkel verstrekt voor zover deze noodzakelijk zijn in het kader van de bescherming van de desbetreffende persoon. Er wordt getracht voor de te beschermen persoon een nieuwe situatie te creëren die vergelijkbaar is met de oude situatie, waarbij in beginsel alleen legaal en aantoonbaar inkomen en vermogen in aanmerking wordt genomen voor het toekennen van een eventuele financiële compensatie. De te verwachten duur van de noodzaak om beveiligingsmaatregelen te treffen, de hoogte van het dreigingsniveau, alsmede de levensstandaard van de plaats van verblijf van de getuige, zijn mede van invloed op de hoogte van de kostenvergoeding in het kader van getuigenbescherming.

Vraag 11

Klopt de stelling van de auteurs dat de Politiewet 1993 uitsluitend voorziet in een tijdelijke en niet in een definitieve wijziging van de identiteit? Zo ja, bent u voornemens om dit te wijzigen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Dit is juist. Ik laat op dit moment bekijken of praktische problemen met betrekking tot een tijdelijke wijziging van de identiteit binnen het bestaande wettelijke kader kunnen worden opgelost en of in het verlengde daarvan een wijziging van de regelgeving daaraan zou kunnen bijdragen. In de loop van dit najaar zal ik hierover een beslissing nemen.

Vraag 12

Welke zijn in Nederland de tussenvormen tussen a) het niet verlenen van bescherming en b) de opname in een getuigenbeschermingsprogramma?

Antwoord

In het algemeen zijn er in de Nederlandse wet- en regelgeving diverse mogelijkheden om een getuige te beschermen, zoals de mogelijkheid van maatregelen tot anonimiteit en afscherming van getuigen en het stelsel bewaken en beveiligen.

In het kader van getuigenbescherming is het mogelijk om ten aanzien van een persoon die weliswaar voldoet aan de selectiecriteria van het Besluit getuigenbescherming, maar – bijvoorbeeld uit psychologisch oogpunt – niet geschikt is om opgenomen te worden in een beschermingsprogramma, te bezien of een aantal hoogst noodzakelijke beschermingsmaatregelen kan worden getroffen met behulp waarvan deze persoon zijn leven zelfstandig voortzet.

Vraag 13

Bent u van mening dat de wet en het Besluit getuigenbescherming de getuige (evenals de met getuigenbescherming belaste autoriteiten) meer handvatten moeten bieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen, inclusief tijdpad?

Antwoord

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 11.

Vraag 14

Deelt u de mening dat juist getuigen die tegelijkertijd slachtoffer zijn zich gesteund moeten weten door het openbaar bestuur?

Antwoord

Ja. In het kader van getuigenbescherming wordt mede aandacht besteed aan het slachtofferschap wanneer een dergelijke situatie zich voordoet.


X Noot
1

Nederlands Juristenblad 08-06-2012 AFL. 23.

Naar boven