Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 3354 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 3354 |
Wat is uw reactie op het bericht over de slechte rechtspositie van werksters in Nederland ten opzichte van andere Europese landen, waardoor Nederlandse werksters geen toegang hebben tot de sociale zekerheid, er geen collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) is waarin de werkzaamheden en arbeidsvoorwaarden staan omschreven en waarbij het onduidelijk is of werksters het wettelijk minimumloon verdienen?1
Hoe verklaart u deze slechte positie van werksters in Nederland?
Huishoudelijk personeel in dienst bij een bedrijf of voor 4 of meer dagen per week in dienst bij een particulier geniet in Nederland dezelfde bescherming als andere werknemers in loondienst. Huishoudelijk personeel dat doorgaans op minder dan 4 dagen per week uitsluitend werkzaamheden binnen het huishouden van een andere particulier verricht, heeft een andere rechtspositie. Voor deze laatste groep geldt sinds 1 januari 2007 de Regeling Dienstverlening aan huis. Door deze regeling hoeft de particuliere opdrachtgever niet zorg te dragen voor inhouding dan wel afdracht van premies werknemers- en volksverzekeringen, loonbelasting en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Hierdoor zullen particulieren sneller iemand inhuren voor persoonlijke diensten.
Door de regeling is het huishoudelijk personeel niet verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wel hebben zij recht op onder meer 6 weken loondoorbetaling bij ziekte, het wettelijk minimumloon en vakantiebijslag. Ook zijn op hen de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet en vele bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (waaronder de vakantieregeling) van toepassing.
Als voor de particuliere opdrachtgever dezelfde werkgeversverplichtingen en administratieve lasten zouden gelden als voor bedrijven, zou dit voor een groot deel van de particulieren te duur of te omslachtig zijn. Dit zou ten koste gaan van de (formele) werkgelegenheid van huishoudelijk personeel.
Er is geen actuele informatie voorhanden over het aantal huishoudelijke hulpen dat volgens de Regeling Dienstverlening aan huis werkzaam is. In 2004 was de schatting dat circa 1,2 miljoen huishoudens persoonlijke diensten uitbesteedden. Het is aannemelijk dat het hier doorgaans gaat om werkzaamheden van minder dan 4 dagen in de week, waarop de regeling van toepassing is.
Op welke wijze controleert u of de regeling dienstverlening aan huis wordt nageleefd in de praktijk?
De Regeling Dienstverlening aan huis houdt vooral in dat een aantal fiscale en sociale verplichtingen niet gelden; daarop hoeft geen controle te worden gehouden. Voor wat betreft de naleving van andere wettelijke rechten zoals wettelijk minimumloon en doorbetaling bij ziekte moet de huishoudelijke hulp zelf initiatief nemen. De huishoudelijke hulp die meent dat zijn particuliere werkgever in strijd handelt met zijn verplichtingen die voortvloeien uit de wet of de arbeidsovereenkomst kan naar de rechter, die daar een oordeel over zal vellen. De inspectiediensten kunnen optreden als het gaat om overtredingen die publiekrechtelijk worden gehandhaafd.
Er is veel publiciteit gegeven aan de totstandkoming van de Regeling Dienstverlening aan huis. Niettemin is het mogelijk dat een deel van de particuliere opdrachtgevers niet op de hoogte is van alle verplichtingen.
Kunt u uw uitspraak dat «op deze manier (met de regeling dienstverlening aan huis) het zwarte circuit is gelegaliseerd» met cijfers feitelijk onderbouwen?2
Hoe groot schat u het aantal werksters in Nederland, dat in het informele (zwarte) circuit wordt ingehuurd door particulieren?
De omvang van het «zwarte schoonmaakcircuit» is mij niet bekend. Van zwart werk is sprake als de huishoudelijke hulp de inkomsten uit huishoudelijk werk niet opgeeft aan de Belastingdienst en, als de hulp een uitkering geniet, ook niet opgeeft aan de uitkeringinstantie.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar het aantal werksters in Nederland en hun arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het niet zinvol opnieuw een studie te laten verrichten naar schoonmaaksters in Nederland. In de afgelopen periode zijn diverse onderzoeken verricht.3
Bent u bereid om de rechtspositie van werksters in Nederland te verbeteren door deze gelijk te trekken met andere werknemers en deze rechtspositie wettelijk vast te leggen, zodat werksters verzekerd zijn van sociale zekerheid bij arbeidsongeschiktheid of ziekte en er een CAO komt?
Deelt u de mening dat de invoering van een zogenoemde «dienstencheque» (zoals in België en Frankrijk), een wettelijke regeling (zoals in Spanje) of een regeling, waarbij de kosten van een werkster fiscaal aftrekbaar zijn (zoals in Zweden en Duitsland), het zwarte circuit fors vermindert, de rechtspositie van werksters verbetert, het aantal werkloosheidsuitkeringen vermindert en eerlijke banen schept? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om de Nederlandse regeling te verbeteren?
Nee. Destijds is uitvoerig met uw Kamer van gedachten gewisseld over de markt voor persoonlijke dienstverlening (Kamerstukken II, 2005/06, 29 544, nr. 62 en Kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 128). Daarbij zijn alternatieven waaronder de dienstencheque aan de orde gekomen. Toen is geconstateerd dat de collectieve uitgaven aan dienstencheques hoog zijn; enkele miljarden euro’s per jaar. Deze kosten zullen via lastenverhoging gecompenseerd moeten worden. Dit gaat ten koste van de werkgelegenheid.
Ook brengt invoering van dienstencheques administratieve rompslomp met zich mee zoals inkoop/vergoeding dienstencheque aan particulieren door een speciaal opgerichte of voor deze taak belaste overheidsorganisatie en administratie van de inkomsten van de hulp.
Zoals ik in het debat van 15 juni 2011 aan uw Kamer heb medegedeeld zie ik geen reële alternatieven voor de bestaande regeling.
Overigens blijkt uit onderzoek van AStri dat er ook vrouwen zijn die een bijstandsuitkering combineren met schoonmaakwerk, dat zij ook melden aan de gemeente. Deze bijstandsontvangers gaan er financieel niet op vooruit door dit werk. Niettemin willen zij enkele uren per week werken om onder andere actiever deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten en onder de mensen te komen (voorkomen van sociaal isolement). Het resultaat hiervan is een besparing op de sociale zekerheidslasten.
Bent u alsnog van plan om het verdrag dat op 7 juni 2011 tijdens de ILO-conferentie in Genève is ondertekend en waarin staat dat werksters gelijke werknemersrechten moeten krijgen, zo snel mogelijk te ratificeren? Zo nee, waarom niet?4
Zoals ik tijdens het debat op 23 mei jongstleden aan uw Kamer heb gemeld, betreft het hier een juridisch bindend verdrag dat bij eventuele ratificatie integraal en naar de letter zal moeten worden geïmplementeerd in onze nationale wetgeving. De regering zal de sociale partners consulteren en daarna zal de regering haar standpunt aan het Parlement voorleggen.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak dat de regeling dienstverlening aan huis «een keurige regeling is in een keurig land waar goed over nagedacht is en waarmee wordt bereikt dat werk dat anders niet of zwart gedaan zou worden, nu gebeurt op een witte manier, waarvan ook degenen, die dat werk verrichten, profiteren»? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Hamer (PvdA), ingezonden 13 augustus 2012 (vraagnummer 2012Z15031)
AO inzake Rechtspositie van deeltijd huishoudelijk personeel, Kamerstukken II 2010/11, 29 544 nr. 334
Zie SEOR-onderzoek over de markt voor persoonlijke dienstverlening van 2004 en de adviezen van de Raad voor Werk en Inkomen «Huis houden op de markt» en «Huishouden op de markt 2» uit 2006.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3354.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.