Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Veiligheid en Justitie over de gemeente Nijmegen die camera’s inzet tegen bijstandsfraude (ingezonden 15 juni 2012).

Antwoord van staatssecretaris De Krom (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 9 juli 2012).

Vraag 1, 2, 3, 4

Acht u het wenselijk dat de gemeente Nijmegen observatiecamera’s gaat richten op de voordeur van bijstandsgerechtigden zonder dat er een objectief vermoeden is van fraude? Zo ja, waarom?1 2

Hoe verhoudt de inzet van observatiecamera’s voor de opsporing van fraude door bijstandsgerechtigden zich tot de opsporing van strafbare feiten zoals opgenomen in artikel 126g van het wetboek van strafvordering?

Wie geeft uiteindelijk toestemming tot de inzet van observatiecamera’s? Is hiervoor toestemming nodig van de officier van justitie, zoals bij de opsporing bij misdrijven het geval is?3

Is er – net als in het Wetboek van Strafvordering – een maximale termijn verbonden aan de inzet van observatiecamera’s?4

Antwoord 1, 2, 3, 4

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de Wet werk en bijstand. Het is dan ook in de eerste plaats aan het College van Burgemeester en Wethouders en aan de gemeenteraad van Nijmegen om te bepalen welke onderzoeksmethoden zij voor een juiste uitvoering wenselijk achten. Voor een gedetailleerde uiteenzetting over de in uw vragen opgebrachte juridische aspecten rondom het heimelijk filmen van uitkeringsgerechtigden verwijs ik naar de antwoorden die de toenmalige Minister van Justitie, mede namens de toenmalige Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft gegeven op eerdere vragen over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1089).

Vraag 5, 9

Hoe concreet moeten de signalen, feiten en omstandigheden zijn om de inzet van observatiecamera’s te rechtvaardigen? Kunt u dit toelichten?

Hoe verhoudt de inzet van observatiecamera’s zich qua proportionaliteit en subsidiariteit tot andere instrumenten en methodes die gebruikt worden om fraude met bijstand op te sporen?

Antwoord 5, 9

Bij de inzet van (camera-)observatie moet er sprake zijn van een redelijk vermoeden van fraude. Bovendien moeten er geen minder ingrijpende mogelijkheden dan heimelijke waarneming beschikbaar zijn om het vermoeden van fraude te onderzoeken. Dit vereist een beoordeling van alle omstandigheden van geval tot geval.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 april 2005 een uitspraak gedaan (LNJ: AT4447) in een zaak die was gebaseerd op observaties die met behulp van een bij de woning van de bijstandscliënt verdekt opgestelde videocamera onafgebroken hadden plaatsgevonden over een periode van bijna vier weken. De Raad oordeelde dat de desbetreffende observaties een wettelijke grondslag vonden in de Algemene bijstandswet en in het onderhavige geval tevens beantwoordden aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De Raad overwoog daarbij dat er een gegrond vermoeden van fraude bestond, dat de camera buiten de woning verdekt stond opgesteld, dat de observaties een bescheiden periode hadden bestreken, en dat door middel van de camera niet méér kon worden waargenomen dan een toevallige passant ook had kunnen waarnemen.

Vraag 6

Kunt u aangeven hoe de inzet van camera’s om bijstandsfraude op te sporen zich verhoudt tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (recht op eerbiediging van privéleven)? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 6

Het recht op eerbiediging van het privéleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM is geen absoluut recht. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat inbreuken op dit recht in bepaalde bij wet geregelde gevallen is toegestaan, onder andere ter voorkoming van stafbare feiten. Bij het bestrijden van uitkeringsfraude is hiervan sprake.

Vraag 7

Op welke wijze wordt de privacy van bijstandsgerechtigden gewaarborgd als er geen objectief vermoeden van fraude bestaat en mensen wel 24 uur per dag, zeven dagen in de week in de gaten worden gehouden?

Antwoord 7

Als er geen vermoeden van fraude bestaat kan er ook geen sprake zijn van observatie, op welke wijze dan ook. Als er wel sprake is van een redelijk vermoeden van fraude dan biedt onder andere de Wet bescherming persoonsgegevens waarborgen voor de privacy van bijstandsgerechtigden die onderwerp van onderzoek zijn.

Vraag 8

Kunt u een overzicht geven van de kosten en de baten van de inzet van observatiecamera’s om bijstandsfraude op te sporen in Nederland? Zo nee, bent u bereid om hier onderzoek naar te doen?

Antwoord 8

De Wet werk en bijstand bevat geen verplichtingen voor gemeenten om de minister of staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierover te rapporteren. Ik beschik derhalve niet over deze informatie en zie evenmin aanleiding om hier onderzoek naar te doen.

bijstandfraudeur


X Noot
1

Reformatorisch Dagblad – 14 juni 2012 – Nijmegen richt camera op woning bijstandfraudeur.

X Noot
2

BN de Stem – 14 juni 2012 – Camera’s tegen bijstandfraude in Nijmegen.

X Noot
3

Wetboek van Strafvordering – artikel 126g, lid 3.

X Noot
4

Wetboek van Strafvordering – artikel 126g, lid 4.

Naar boven