Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de afhandeling van aangiften in Amsterdam (ingezonden 24 april 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 6 juli 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2507.

Vraag 1, 2 en 3

Kent u de Amsterdamse cijfers, waaruit blijkt dat met ruim tweederde van alle aangiftes in Amsterdam niets wordt gedaan?1 Wat vindt u van het feit dat in 68% van de gevallen er geen onderzoek volgt op de aangifte?

Deelt u de mening dat dit een schrikbarend cijfer is en dat dit snel moet verbeteren? Hoe gaat u dat doen?

Wat is de oorzaak van dit slechte cijfer? Waarom worden er zo weinig aangiftes daadwerkelijk opgepakt?

Antwoord 1, 2 en 3

Ik ken het uitvalpercentage van 68% (2011) van het korps Amsterdam-Amstelland. Bepalend voor de vraag of er grond is tot het instellen van een onderzoek is de Aanwijzing voor opsporing2 van het College van Procureurs Generaal. Er zijn in deze Aanwijzing twee criteria geformuleerd:

  • 1. de ernst van het strafbare feit (maatschappelijke gevoeligheid), en

  • 2. de aanwezigheid van opsporingsaanwijzingen die kunnen leiden tot opheldering van de zaak (het vinden van verdachten en bewijs).

Een aanzienlijk deel van de meldingen en aangiften biedt in de praktijk geen aanknopingspunten voor nader onderzoek omdat er geen sporen of getuigen zijn. Het gaat daarbij vaak om zaken waarbij alleen sprake is van materiële schade zoals diefstal van een fiets en zakkenrollerij (2011: 95% uitval bij aangifte in korps Amsterdam-Amstelland). De vermogenscriminaliteit maakt een aanzienlijk deel uit van de aangiften van misdrijven; hierdoor wordt het gemiddelde uitvalpercentage (68% in 2011) sterk beïnvloed. Daarentegen wordt in gevallen van bijvoorbeeld aangifte van mishandeling in de regel een onderzoek ingesteld (2011: 27% uitval in korps Amsterdam-Amstelland). Van de afgeronde onderzoeken wordt ongeveer 70% door het korps afgerond met één of meerdere verdachten.

Ik ben van mening dat het noodzakelijk is om een selectie te maken uit alle meldingen en aangiften die binnen komen, en vertrouw erop dat indien wordt vastgesteld dat verder onderzoek niet aan de orde is, dit besluit gegrond is. Tegelijkertijd maak ik mij echter hard om landelijk de opsporingskans in de korpsen te vergroten. Om dit te realiseren verbeter ik, ook als onderdeel van het programma «Verbetering Prestaties in de Strafrechtketen» het aangifteproces (zie voor de maatregelen daartoe, het antwoord bij vraag 5). Ten eerste komen meer zaken sneller binnen door een grotere aangifte- en meldingsbereidheid en uitgebreidere aangiftemogelijkheden. Ten tweede worden aangiften (en meldingen) door een verbetering van het proces sneller behandeld. Daarnaast levert een kwalitatief betere aangifte meer daderinformatie en dus een meer succesvolle opsporing op.

Vraag 4

Deelt u de mening van de burgemeester dat de geringe inzet na een aangifte mede te wijten is aan een tekort aan agenten? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Nee, die mening deel ik niet. De operationele sterkte afspraak met uw Kamer is nog nooit zo hoog geweest; namelijk 49 500 fte. Ieder korps deelt hierin volgens de afspraken die ik heb gemaakt met de korpsbeheerders in het kader van de invoering van het herijkte budgetverdeelsysteem (hBVS). Het bevoegd gezag bepaalt vervolgens de inzet van de operationele sterkte binnen een korps. Daarnaast wordt in korps Amsterdam-Amstelland op verschillende fronten gewerkt aan vernieuwing van de werkwijze bij de voorkoming en bestrijding van criminaliteit in de regio. In dit licht bezien wordt de beschikbare capaciteit zo goed en efficiënt mogelijk ingezet.

Vraag 5

Deelt u de mening dat dit de aangiftebereidheid niet ten goede zal komen? Hoe denkt u dit tij te kunnen keren?

Antwoord 5

Het is van het grootste belang dat een burger aangifte doet: hoe sneller burgers aangifte doen en de politie hierop acteert, hoe groter de kans dat de dader wordt aangehouden. Als uitvloeisel van het Regeerakkoord zet ik in op verbetering van het aangifteproces. De inspanningen zijn erop gericht om het aantal aangiftes en de kwaliteit ervan te vergroten en onnodige uitstroom te beperken. Dit gebeurt door:

  • 1. de drempel voor het doen van aangifte te verlagen. In samenwerking met politie en OM wordt nu bekeken hoe internetaangifte voor meer delicten mogelijk kan worden gemaakt en welke randvoorwaarden hiervoor nodig zijn. Uitbreiding van de internetaangifte is opgenomen in het Dienstverleningsconcept van de politie (vanaf 2013). Daarnaast is er een nieuwe opleiding voor intake- en servicemedewerkers, waarin o.a. aandacht is voor de behandeling van een internetaangifte. Ten slotte vindt in 2013 de uitrol plaats van de multichannel aanpak. Dit is een landelijke werkwijze waarbij eenduidige via verschillende kanalen aangifte kan worden gedaan;

  • 2. invoering van een landelijk aangiftevolgsysteem 2e helft 2012/1e helft 2013;

  • 3. het verbeteren van de kwaliteit van het aangifteproces. Een goede behandeling van aangifte en melding is van groot belang voor het vertrouwen dat burgers en bedrijfsleven hebben in de politie. Om te komen tot een zo effectief en efficiënt mogelijk aangifteproces, inventariseer ik samen met politie en OM knelpunten en verbeteringen in het aangifteproces. De focus ligt op het beperken van onnodige uitstroom en het bevorderen van een efficiënte doorstroming. Het verbeteren van het aangifteproces is onderdeel van het programma Versterken Prestaties in de Strafrechtketen. Over de voortgang van de versterking van de prestaties van de strafrechtketen heb ik uw Kamer per brief (277025) op 29 juni jl. geïnformeerd.

Vraag 6

Wat betekent de teruglopende aangiftebereidheid en het blijven liggen van zeer veel zaken voor de misdaadcijfers?

Antwoord 6

De meest recente cijfers uit de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) 2011, die op 1 maart 2012 door het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Ministerie van Veiligheid en Justitie is gepubliceerd en op die datum aan uw Kamer is aangeboden (266485), laten zien dat er geen sprake is van een significante daling en daarmee van een teruglopende aangiftebereidheid in Amsterdam. Uit de IVM 2011 blijkt dat het meest recente aangiftebereidheidcijfer Amsterdam Amstelland (in 2011) 30,6% bedraagt. Dat houdt in dat 3 van 10 ondervonden delicten worden gemeld bij de politie. In 2010 lag dit percentage op 34,1% en in 2009 op 30,6%. Het meest recente aangiftebereidheidcijfer landelijk laat een overeenkomstig beeld zien. In 2011: 34,5%, in 2010 34,8% en in 2009 35,1%.

Vraag 7

Hoe staat het met het oplossingspercentage van aangiftes in de rest van Nederland? Bent u bereid dit per korps te (laten) onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

De cijfers waar u naar vraagt komen jaarlijks beschikbaar. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie (WODC) publiceren sinds 1999 gezamenlijk over de ontwikkelingen op het terrein van criminaliteit en rechtshandhaving in de uitgave «Criminaliteit en Rechtshandhaving». Het meest recente landelijke beeld, dat in november 2011 is uitgekomen (Criminaliteit en Rechtshandhaving 2010), laat zien dat ongeveer een kwart van de misdrijven wordt opgelost. Er zijn zeker wel verschillen tussen de regio’s, maar die zijn niet groot. Tevens verwijs ik u naar het Jaarverslag Nederlandse Politie 2011, waarin ik heb gemeld dat binnen de landelijke prioriteit «aanpak delicten met een hoge impact op het slachtoffer», in 2011 de pakkans voor high impact crimes zich positief heeft ontwikkeld.

Tabel 4.1 Geregistreerde criminaliteit en bevolkingsomvang
 

Geregistreerde criminaliteit

Opgehelderde misdrijven

Ophelderingspercentage

 

(abs.)

 

(%)

2005

1 341 945

339 199

25,3

2006

1 304 325

332 490

25,5

2007

1 292 822

323 154

25,0

2008

1 266 163

309 563

24,4

2009

1 243 286

305 421

24,6

2010

1 184 738

287 487

24,3


X Noot
1

«In de prullenbak», Telegraaf, 18 april 2012.

X Noot
2

Aanwijzing voor de opsporing kenmerk 2003A002, College van Procureurs-Generaal

Naar boven