Vragen van het lid Wolbert (PvdA) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de onzekerheid bij patiënten door een te groot gebruik van flexwerkers in de verpleeg- en thuiszorg (ingezonden 1 juni 2012).

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 5 juli 2012).

Vraag 1

Wat vindt u ervan dat medewerkers in verpleeg- en verzorgingshuizen zeggen dat ze door de steeds vaker voorkomende flexcontracten eigenlijk hun werk niet goed meer kunnen doen?

Antwoord 1

Ik vind het belangrijk dat medewerkers in verpleeg- en verzorgingshuizen in staat worden gesteld goed hun werk te doen. De werkgevers, de bestuurders van verpleeg- en verzorgingshuizen, zijn primair verantwoordelijk om medewerkers hiertoe in staat te stellen. Het is ook aan de bestuurders om een keuze te maken voor het type dienstverband dat zij aanbieden. Naast deze factor zijn ook andere factoren van belang, zoals de opleiding van het personeel, de organisatie van het arbeidsproces, arbeidsomstandigheden en de organisatiecultuur om het werk goed te kunnen doen.

Ik vind het wel van belang dat er een goede balans is tussen het aantal vaste medewerkers en medewerkers die flexibel worden ingezet. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van zorg, mede in relatie tot de personele bezetting. Hiernaast vind ik het van belang dat bestuurders van zorginstellingen, mede met het oog op een aantrekkelijke arbeidsmarkt, alles in het werk stellen om medewerkers aan zich te binden en dat zij zorgen voor goede arbeidsvoorwaarden.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het aantal bewoners in verpleeg- en verzorgingshuizen per jaar geen grote schommelingen laat zien, maar vastligt op de capaciteit van het huis en dat dus grote fluctuaties in bezetting geen reden zijn om veel flexwerkers in huis te hebben?

Antwoord 2

Indien er sprake is van een stabiel aantal cliënten (bezetting), zijn grote fluctuaties in bezetting inderdaad geen reden om veel flexwerkers in huis te hebben. Er kunnen wel andere redenen zijn waarom werkgevers flexwerkers inzetten, zoals bijvoorbeeld het opvangen van ziekteverzuim.

Vraag 3, 4

Deelt u de mening dat bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen baat hebben bij zo weinig mogelijk wisseling van medewerkers, omdat men zich het veiligst voelt bij een vast en vertrouwd team? Deelt u de mening dat het werken met veel flexwerkers de continuïteit van zorg vanuit het oogpunt van de bewoners niet ten goede komt?

Vindt u dat hetzelfde geldt voor ouderen die zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen?

Antwoord 3, 4

Voor de continuïteit van zorg is het inderdaad van belang dat er sprake is van vaste medewerkers die de cliënten en de organisatie kennen en waarmee cliënten vertrouwd zijn. Het kan ook nodig zijn om, naast vaste medewerkers, flexwerkers in te zetten om bijvoorbeeld de continuïteit van zorg te waarborgen bij een (tijdelijke) uitval van personeel als gevolg van ziekteverzuim of om cliënten in bepaalde situaties extra aandacht te kunnen geven. Het is aan de bestuurders van instellingen zelf om te zorgen voor een passende mix van goed opgeleid personeel en een goede organisatie van het arbeidsproces om de kwaliteit van zorg te kunnen waarborgen. Dit geldt ook voor instellingen die zorg leveren aan cliënten thuis.

Vraag 5, 6, 7

Indien u vraag 3 en 4 onderschrijft, kunt u dan aangeven waarom in de verpleging, verzorging en thuiszorg sector (VVT-sector) zoveel gebruik wordt gemaakt van flexwerkers?

Kunt u beleid ontwikkelen waardoor het aantal flexwerkers in de VVT-sector wordt teruggedrongen?

Wat heeft u tot dusver ondernomen om te bevorderen dat er in de VVT-sector zoveel mogelijk met vaste teams wordt gewerkt?

Antwoord 5, 6, 7

Er zijn mij geen gegevens bekend over het aantal flexwerkers in de zorg. Zoals eerder aangegeven ligt de verantwoordelijkheid voor het aannemen en inzetten van personeel primair bij de werkgevers in de zorg. Het is ook aan hen om ervoor te zorgen dat er zorg van goede kwaliteit wordt geleverd en dat hiervoor voldoende en adequaat opgeleid personeel wordt ingezet. Met het programma In voor Zorg! Ondersteun ik zorginstellingen bij het goed inrichten van het arbeidsproces. Dit heeft geresulteerd in diverse aansprekende voorbeelden op het terrein van de inzetbaarheid van personeel.

In meer algemene zin voer ik arbeidsmarktbeleid om ervoor te zorgen dat er voldoende en goed opgeleid personeel voor de zorg voorhanden is. Hierover hebben wij recent in het AO van 7 juni 2012 ook gesproken. De inzet van flexwerkers is hier een onderdeel van. In bredere zin heb ik in het kader van de CAO-VVT toegezegd om de rol van het «olievrouwtje» op me te willen nemen. Om verkeerde verwachtingen te voorkomen heb ik dat geconcretiseerd in de toezegging «om partijen te horen en te bekijken hoe ik een zo gelijk mogelijk speelveld kan helpen creëren voor de volgende ronde». Die toezegging doe ik uiteraard gestand. De motie 29 282, nr. 161 van de leden Voortman en Leijten, die bij de stemming erover is verworpen, spreekt van mijn «invloed aanwenden om de partijen bij elkaar te brengen». Met mijn tijdens het AO gedane toezegging en mijn concretisering ervan wordt als het ware automatische de aangehaalde motie uitgevoerd, ook al is zij verworpen.

Naar boven