Vragen van de leden Jasper van Dijk (SP) en Eijsink (PvdA) aan de minister van Defensie over de integriteitskwestie rond luitenant-kolonel Marcel de Haas (ingezonden 6 juni 2012).

Antwoord van minister Hillen (Defensie) (ontvangen 19 juni 2012).

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het rapport van de Commissie die onderzoek heeft gedaan naar de klachten van luitenant-kolonel Marcel de Haas?1

Antwoord 1

De commissie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de klachten van de desbetreffende officier. Het betreft een gedegen onderzoek waarbij met alle betrokken functionarissen is gesproken en hoor en wederhoor is toegepast. Een aantal klachten van de medewerker is voldoende onderbouwd en bij een aantal klachten heeft de commissie geconcludeerd dat de onderbouwing hiervoor niet kon worden gevonden. De commissie onderstreept de noodzaak van eerlijke en transparante communicatie met medewerkers inzake loopbaankansen en -mogelijkheden. Voorts wordt uit het onderzoek duidelijk dat het laten voortslepen van een arbeidsconflict leidt tot onverkwikkelijke situaties.

Vraag 2, 3 en 5

Deelt u de mening dat de conclusies van dit onderzoek verontrustend zijn, omdat ze wijzen op structurele problemen in het personeelsbeleid op uw ministerie, vooral betreffende het toewijzen van functies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt het niet de hoogste tijd om deze problemen op te lossen?

Bent u bereid om de Kamer per brief uitgebreid te informeren over dit geval van wanbestuur en ook over welke maatregelen u gaat nemen om herhaling te voorkomen?

Bent u bereid externe personeelsfunctionarissen toe te wijzen aan het functietoewijzingsproces teneinde een eerlijke gang van zaken te waarborgen?

Antwoord 2, 3 en 5

De commissie heeft onderzoek verricht naar een specifiek geval. Ik deel de mening niet dat er bij Defensie sprake is van structurele problemen met het personeelsbeleid,ook niet bij de functietoewijzing. Commandanten en overige leidinggevenden dienen bij sollicitatieprocedures besluiten deugdelijk te motiveren. Zij kunnen hierbij worden bijgestaan door een personeelsfunctionaris. Een medewerker die wordt afgewezen bij een sollicitatie kan in bezwaar gaan bij het Dienstencentrum Juridische Dienstverlening en in beroep bij de onafhankelijke rechter. Voorts kan een medewerker bij een vermeende integriteitsschending daarvan melding doen bij de Centrale Organisatie Integriteit. Hiermee zijn er voldoende waarborgen voor een eerlijk en transparant proces.

Vraag 4

Bent u bereid om het Openbaar Ministerie gerechtelijk onderzoek te laten doen om vast te stellen of de genoemde officieren strafbare feiten hebben begaan, inzake de interne bezwaarprocedure voor de functie van plaatsvervangend defensieattaché in Moskou? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ik vind in het rapport geen aanleiding het Openbaar Ministerie te verzoeken een strafrechtelijk onderzoek uit te voeren. Voorts ben ik van mening dat het strafrecht geen aangewezen instrument is bij een verstoorde arbeidsrelatie. Wanneer de desbetreffende officier van mening is dat jegens hem strafbare feiten zijn gepleegd, staat het hem vrij daarvan aangifte te doen.

Vraag 6

Bent u bereid tot de oprichting van een extern orgaan voor integriteitstoezicht op Defensie? Zo nee, hoe voorkomt u herhaling van deze kwestie?

Antwoord 6

Neen. De commissie Integriteitszorg Defensie heeft in haar rapport van 27 oktober 2011 (Kamerstuk 32 678, nr. 13) naar voren gebracht dat Defensie beschikt over de elementen voor een toereikend integriteitssysteem maar dat deze nog onvoldoende een samenhangend geheel vormen. Ik heb de conclusies van de commissie onderschreven en de uitvoering van de aanbevelingen ter hand genomen. Met de brief van 16 maart jl. (Kamerstuk 32 678, nr. 20) heb ik de Kamer geïnformeerd over de aanscherping van het integriteitsbeleid. Het onderzoek naar de klachten van deze officier zijn voor mij geen aanleiding daar van af te wijken.


X Noot
1

Brief Defensie van 16 december 2011 (ref 40739).

Naar boven