Vragen van het lid Hazekamp (PvdD) aan de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het rapen van kievitseieren op de Werelderfgoedlijst van UNESCO (ingezonden 13 mei 2012).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 18 juni 2012).

Vraag 1

Bent u er zich van bewust dat de Kamer op 19 april 2012 heeft ingestemd met de ratificatie van het UNESCO-verdrag ter bescherming van het Immaterieel Erfgoed, waardoor dit in juli 2012 al in werking zou kunnen treden?1 Zo ja, hoe verhoudt uw antwoord op eerdere vragen2, dat plaatsing van het rapen van kievitseieren of andere maatschappelijk omstreden activiteiten niet aan de orde zijn, zich hiertoe en kunt u de eerdere vragen in dit licht nogmaals beantwoorden? Zo nee, kunt u aangeven wat hier feitelijk niet aan klopt en waarom het feit dat de Kamer heeft ingestemd met het ratificeren van het UNESCO-verdrag voor Immaterieel Erfgoed niets verandert aan uw eerdere antwoorden?

Antwoord 1

Het feit dat de Tweede Kamer heeft ingestemd met de ratificatie van het UNESCO-verdrag voor Immaterieel Erfgoed verander niets aan de eerdere antwoorden. Het Koninkrijk der Nederlanden wordt pas partij bij het verdrag drie maanden nadat de stukken ter bekrachtiging bij UNESCO zijn gedeponeerd (medio augustus 2012).

Daarna zal eerst worden gewerkt aan de inventarisatie van het immaterieel erfgoed in Nederland. Een plan van aanpak voor de uitvoering daarvan wordt nu geschreven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed samen met onder andere het Meertens Instituut en het Nederlands Openluchtmuseum.

Het Koninkrijk der Nederlanden zal pas in een later stadium beslissen of en zo ja, welke immaterieel erfgoedelementen het zal voordragen voor de internationale lijst van het Verdrag.


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2335.

Naar boven