Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over mishandeling van zwangere vrouwen (ingezonden 9 mei 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 4 juni 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2647.

Vraag 1

Kent u het bericht «Baby na straatruzie overleden»?1 Herinnert u zich eveneens de vragen van 30 december 2010 over mishandeling van zwangere vrouwen?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Zijn de feiten, zoals die in het artikel worden genoemd, waar? Zo nee, wat is dan niet waar?

Antwoord 2

Voor een overzicht van de feiten verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 van de vragen van het lid van Klaveren (PVV) over de dood van een baby na de racistische mishandeling van de moeder door Marokkaans straattuig (ingezonden 7 mei 2012).

Vraag 3

Is uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) inmiddels bekend geworden of er een oorzakelijk verband bestaat tussen het overlijden van de ongeboren vrucht en de mishandeling? Zo ja, wat is de conclusie van het NFI? Zo nee, wanneer worden de resultaten van het onderzoek bekend?

Antwoord 3

Het onderzoek in deze zaak loopt nog. Omdat nog niet alle benodigde medische informatie aan het NFI ter beschikking is gesteld, is op dit moment nog niet duidelijk wanneer de resultaten bekend zullen zijn.

Vraag 4

Hoe vaak is het de afgelopen drie jaar voorgekomen dat daders veroordeeld zijn voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten gevolge waarvan een ongeboren vrucht is afgedreven of is overleden (artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht)?

Antwoord 4

Artikel 82 Wetboek van Strafrecht is een zogeheten definitieartikel waarin wordt gedefinieerd wat «zwaar lichamelijk letsel» mede kan inhouden. Een dergelijk artikel komt nooit direct op een tenlastelegging. Dit betekent dat er geen afzonderlijke registraties bestaan waaruit conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van aantallen. Ook op andere wijze zijn mij geen aantallen bekend.

Vraag 5 en 6

Deelt u de mening dat als daders weten of tenminste moeten vermoeden dat een vrouw zwanger is, mishandeling des te verwerpelijker is? Zo ja, kan zich dit vertalen in een strafeis en vonnis? Hoe dan? Zo nee, waarom niet?

Bent u nog steeds van mening dat er bij de strafeis en de straftoemeting voldoende mogelijkheden zijn om rekening te houden met de omstandigheid dat het slachtoffer van een mishandeling een zwangere vrouw betreft? Zo nee, gaat u de wet dan aanpassen om daar beter rekening mee te kunnen houden?

Antwoord 5 en 6

Bij het bepalen van de strafeis en de straftoemeting dienen de omstandigheden van het geval een rol spelen. Het feit dat de vrouw in deze zaak zwanger was, is zo’n omstandigheid die inderdaad meegewogen dient te worden.

Mishandeling is in verschillende vormen en gradaties strafbaar gesteld in de artikelen 300 tot en met 303 van het Wetboek van Strafrecht. De wettelijke strafmaxima voor mishandeling bieden het Openbaar Ministerie en de rechter voldoende ruimte om de strafeis respectievelijk de straftoemeting rekening te houden met de omstandigheid dat het slachtoffer een zwangere vrouw betreft.


X Noot
1

Parool, 5 mei 2012.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1619.

Naar boven