Vragen van het lid Hazekamp (PvdD) aan de minister president over actieve bemoeienis van de kroonprins bij de verkoop van zijn Mozambikaanse villa (ingezonden 18 april 2012).

Antwoord van minister president Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 26 april 2012).

Vraag 1 t/m 10

Was u verbaasd over het bericht «Prins Willem-Alexander helpt actief bij verkoop Mozambikaanse villa»?1

Is het bericht correct dat de Kroonprins zich actief bemoeit met het aanprijzen van het bewuste vakantiehuis? Zo nee, hoe moet dan de advertentie in GG magazine geduid worden?

Is het waar dat de «advertising closing date» voor het bewuste nummer op 27 januari lag, 11 dagen nadat u de Kamer per brief informeerde dat het Koninklijke echtpaar «op geen enkele manier» meer bemoeienis bij het project in Mozambique zou hebben? Is het waar dat het blad pas op 10 februari werd gedrukt? Zo nee, wat zijn dan de betreffende deadlines? Zo ja, waarom kon de advertentie niet zodanig worden gewijzigd dat voldaan werd aan uw beloften aan de Kamer?2

Hoe moet de actieve bemoeienis van de Kroonprins bij de verkoop van het huis gezien worden in relatie tot uw brief aan de Kamer van 16 januari 2012 waarin u schrijft «Door deze verkoop hebben de Prins en Prinses geen enkele bemoeienis meer met het project in Mozambique»?3

Was u op 16 januari 2012 op de hoogte van de kennelijk eerder gemaakte afspraken met betrekking tot de advertentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u deze informatie niet met de Kamer gedeeld?

Hoe beoordeelt u het optreden van onze kroonprins en zijn familie in een advertentie om een huis aan de man te brengen, waarmee het kroonprinselijk paar geen enkele bemoeienis meer zou hebben?

Kunt u aangeven of wijziging van de advertentie, op zodanige wijze dat daaruit geen bemoeienis van het kroonprinselijk paar meer zou blijken, onderwerp van gesprek is geweest tussen u en de Kroonprins? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is niet besloten tot een dergelijke ingreep?

Was u op de hoogte van de medewerking van het Kroonprinselijk paar aan deze advertentie, had deze betrokkenheid in de geplaatste vorm uw instemming en acht u deze medewerking in overeenstemming met uw eerdere toezeggingen aan de Kamer?

Is het waar dat de betreffende advertentie € 78 400 heeft gekost en kunt u garanderen dat die kosten op geen enkele wijze uit publieke middelen zijn betaald? Zo nee, wat waren dan de kosten en/of op welke wijze waren er publieke middelen gemoeid met plaatsing van de advertentie?

Zijn er nog andere langlopende afspraken m.b.t de verkoop van het huis van het kroonprinselijk paar die uw toezeggingen van 16 januari 2012 zouden kunnen doorkruisen? Zo ja, welke? Zo nee, bent u daar zeker van?

Antwoord 1 t/m 10

Mijn enige verbazing betrof het zonder hoor en wederhoor publiceren van het artikel op de website www.ftm.nl. In een latere versie van dit artikel erkent de auteur dat hierdoor zijn belangrijkste invalshoek, te weten dat ik niet zou zijn geïnformeerd, onjuist is.

Het artikel in GG Magazine is in november 2011 geschreven en geplaatst door de verkoopmakelaar als deel van de verkoopstrategie. Met het onderhavige artikel wordt het openbaar belang niet geraakt. Er zijn geen belastingmiddelen mee gemoeid geweest.

Overigens heb ik in mijn brief aan uw Kamer van 16 januari jl. (TK, 33 000-I, nr. 8) gemeld dat door de verkoop de Prins en Prinses geen enkele bemoeienis meer hebben met het project in Mozambique. De juridische banden zijn immers doorgesneden. Dat laat uiteraard onverlet dat indien zij behulpzaam kunnen zijn het huis door de VvE door te laten verkopen, waardoor hun financiële risico wordt verminderd, daar geen bezwaar tegen bestaat.

In genoemde brief heb ik eveneens opgemerkt dat voor het kabinet geldt dat de aan- en verkoop van een vakantiewoning van een lid van het Koninklijk Huis een privéaangelegenheid is die als zodanig in principe het openbaar belang niet raakt, ook al wordt die aan- en verkoop publiekelijk bekend. Dit standpunt van het kabinet heb ik u eerder meegedeeld en toegelicht naar aanleiding van de voorlichting van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het Koninklijk Huis (TK, 32 791).

Naar boven