Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een decaan aan de TU Delft die opdracht gaf aan het bedrijf van zijn echtgenote (ingezonden 17 juni 2011).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 10 april 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3108. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 692. Zie ook Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2011–2012, nr. 1357.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving rondom een decaan aan de TU Delft die gedurende enkele jaren meerdere malen vanuit de universiteit opdrachten heeft gegund aan het bedrijf van zijn vrouw?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u deze situatie? Deelt u de mening dat deze ernstige belangenverstrengeling strijdig is met het zorgvuldig handelen met publieke middelen?

Antwoord 2

Ik vind dat belangenverstrengeling in strijd is met het zorgvuldig handelen met publieke middelen. Het College van Bestuur van TU Delft heeft een onafhankelijk feitenonderzoek door een accountant uit laten voeren. Uit de rapportage van dit onderzoek komt naar voren dat er weliswaar aanwijzingen waren voor de schijn van belangenverstrengeling, maar dat de decaan veelal niet direct betrokken was bij de verlening van de opdrachten. In overleg met het College van Bestuur van TU Delft heeft betrokkene inmiddels zijn functie als decaan binnen de universiteit neergelegd. Het College van Bestuur heeft met betrokkene een betalingsregeling getroffen voor zijn – door de Inspectie in de brief van 6 februari 2012 – als ondoelmatig aangemerkte declaraties.

Vraag 3

Deelt u de mening dat, in situaties waarin sprake is van herhaalde belangenverstrengeling, een berisping geen recht doet aan de ernst van de overtreding? Zo ja, welke mogelijkheden hebben toezichthouders van universiteiten om bestuurders hierop aan te spreken en zwaardere sancties op te leggen?

Antwoord 3

Wat betreft het eerste deel van de vraag over belangenverstrengeling verwijs ik naar mijn antwoord op vraag twee. De Inspectie van het Onderwijs kan besluiten een onderzoek uit te voeren als daar aanleiding toe bestaat en naar aanleiding hiervan het College van Bestuur aanspreken op eventuele onregelmatigheden. Ik kan in dergelijke gevallen daarnaast de Raad van Toezicht aanspreken.

Vraag 4

Wie had hier volgens u toezicht moeten houden? Ziet u reden om richtlijnen en verantwoordelijkheden (bijvoorbeeld met betrekking tot de raad van toezicht) voor de gunning van opdrachten met publieke middelen aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Het College van Bestuur en de Raad van Toezicht hebben beide een rol. In de Wet hoger onderwijs en onderzoek is al geregeld hoe de governancestructuur van instellingen is ingericht. Geregeld is dat de Raad van Toezicht toezicht houdt op het bestuurlijk handelen van het College van Bestuur. De instellingsaccountant is belast met de controle van de jaarverslaggeving en op de rechtmatige besteding van publieke middelen. De Inspectie van het Onderwijs voert het financieel toezicht uit op de kwaliteit van de accountantscontroles van de instellingsaccountants, onder meer via reviews en specifiek onderzoek. Ik zie geen reden om dit toezichtstelsel aan te passen.

Vraag 5

Deelt u de mening dat er, nu hier sprake is van laakbaar handelen, terugvordering van dergelijke middelen bij de desbetreffende persoon ook mogelijk moet zijn (conform de motie Jadnanansing2? Zo ja, welke acties mogen op dat gebied van u verwacht worden?

Antwoord 5

Ik ben van mening dat in de bedrijfsvoering van een instelling als TU Delft procedures moeten zijn opgenomen om te waarborgen dat opdrachten zorgvuldig, zakelijk en rechtmatig worden verstrekt en dat deze procedures ook worden toegepast en worden nageleefd. Jaarlijks onderzoekt de accountant het stelsel van interne beheersing als onderdeel van zijn controle van de jaarrekening en rapporteert daarover aan het bestuur en de Raad van Toezicht.

Het College van Bestuur van TU Delft heeft naar aanleiding van deze casus een aantal maatregelen genomen en heeft met betrokkene een betalingsregeling getroffen voor de door de Inspectie als ondoelmatig aangemerkte declaraties. De Inspectie heeft TU Delft gemeld dat deze acties door de instellingsaccountant moeten worden gemonitord. De Raad van Toezicht heeft mij toegezegd de komende tijd extra aandacht te besteden aan het op- en bijstellen, naleven en handhaven van de interne regelgeving. De Raad van Toezicht heeft toegezegd mij waar relevant op de hoogte te houden.


X Noot
1

http:/www.nrc.nl/nieuws/2011/06/11decaan-tu-delft-gaf-opdrachten-universiteit-aan-bedrijf-vrouw/

X Noot
2

Kamerstuk 31 288-135 – vergaderjaar 2010–2011.

Naar boven