Vragen van het lid Van der Steur (VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over verschillen in straftoemeting in soortgelijke zaken (ingezonden 16 maart 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 6 april 2012).

Vraag 1, 2, 3, 4

Kent u het onderzoek «Verschillen in straftoemeting in soortgelijke zaken»?1

Herkent u zich in de resultaten van het onderzoek dat uiterlijke kenmerken van verdachten een rol spelen bij de veroordeling en de strafoplegging door rechters en in het bijzonder dat verdachten met buitenlands uiterlijk die de Nederlandse taal slecht machtig zijn een grotere kans hebben op (langere) gevangenisstraf?

Hoe beoordeelt u de conclusies van de onderzoekers?

Overweegt u, samen met de Raad voor de rechtspraak maatregelen te nemen om willekeur op basis van uiterlijke kenmerken te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1, 2, 3, 4

Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Recourt van uw Kamer (ingezonden 16 maart 2012, kenmerk 2012Z05320, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2130).

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Recourt (PvdA), ingezonden 16 maart 2012 (vraagnummer 2012Z05320, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2130).


X Noot
1

Wermink, H., Jan de Keijser en Pauline Schuyt. 2012. «Verschillen in straftoemeting in soortgelijke zaken». Nederlands Juristenblad, p. 726-33.

Naar boven