Vragen van het lid Holtackers (CDA) aan de minister van Defensie over niet uitgereikte
onderscheidingen aan Libanon-veteranen (ingezonden 21 februari 2012).
Antwoord van minister Hillen (Defensie) (ontvangen 29 maart 2012).
Vraag 1, 2 en 3
Is het waar dat aan het einde van de periode van de Nederlandse militaire inzet (1979–1985)
door de Libanese regering een onderscheiding toegekend is aan het gehele Nederlandse
UNIFIL-detachement?
Is het waar dat deze onderscheiding wel door Nederland, in de vorm van de detachementscommandant
ter plaatse, formeel in ontvangst is genomen, maar daarna niet is uitgereikt aan de
militairen die destijds in Libanon gediend hebben?
Ziet u mogelijkheden om deze onderscheiding alsnog uit te reiken aan de Libanon-gangers,
dan wel het mogelijk te maken dat de onderscheiding erkend wordt om gedragen te mogen
worden?
Antwoord 1, 2 en 3
Midden 1984 hebben drie Nederlandse officieren de Libanese onderscheiding National order of the Cedar ontvangen van de ambassadeur van Libanon in Nederland. Bij deze gelegenheid heeft
de ambassadeur uiteengezet dat de Libanese regering hiermee haar dank en waardering
uitsprak voor alle Nederlandse militairen die in Libanon hadden gediend of op dat
moment nog dienden. Ik heb geen aanwijzingen dat de Libanese regering het voornemen
had alle Nederlandse militairen te onderscheiden.
Vraag 4
Bent u bekend met de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan de Verenigde Naties
op 10 december 1988 voor vredesmissies na 1956? Is het waar dat de regering deze prijs,
die ook de Nederlandse militairen die gediend hebben in de desbetreffende vredesmissies
ten deel viel, formeel in ontvangst heeft genomen? Zo ja, waarom is het desondanks,
en ondanks de motie Aasted-Madsen-Van Stiphout c.s.1, veteranen die gediend hebben in VN-missies tussen 1956 en 1998 niet toegestaan om
een medaille te dragen ter ere van deze prijs? Bent u bereid een eigen Nederlandse
medaille ter ere van de Nobelprijs in te stellen, die naast de Herinneringsmedaille
VN-vredesoperaties gedragen mag worden, dan wel erkenning van particulier initiatief
daartoe in Nederland mogelijk te maken?
Antwoord 4
In 1988 hebben de VN-vredesmachten (United Nations Peacekeeping Forces) de Nobelprijs voor de Vrede gekregen voor de deelneming aan missies na 1956. Aan
deze prijs was een geldbedrag verbonden maar geen medaille. De prijs is op 10 december
1988 in Oslo in ontvangst genomen door de toenmalige Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties.
Het Nederlands decoratiestelsel voorziet onder meer in een onderscheiding voor de
deelneming aan vredesmissies. Iedere missie heeft een eigen medaille dan wel een aparte
gesp met de vermelding van de naam van de missie. Met deze onderscheidingen brengt
de regering haar waardering voor de uitgezonden militairen tot uitdrukking.
In zijn brief van 30 maart 2005 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 69) heeft de minister van Defensie in reactie op de in de vraag genoemde motie-Aasted
Madsen-Van Stiphout c.s. uiteengezet dat Noorwegen en Denemarken, in tegenstelling
tot Nederland, geen aparte overheidsmedaille voor deelneming aan vredesmissies kennen.
Wel kunnen veteranenorganisaties in deze landen een medaille toekennen waarmee wordt
verwezen naar de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede. De medailles worden door
de overheid erkend. De (oud-)militairen moeten de medailles overigens zelf betalen.
In de genoemde brief is naar voren gebracht dat de erkenning van een particulier initiatief
voor een aanvullende onderscheiding voor dezelfde verdiensten die van een lagere orde
is dan een bij Koninklijke Besluit toegekende onderscheiding, aan de laatstgenoemde
onderscheidingen afbreuk zou doen. Ik zie daarom geen aanleiding om naar aanleiding
van de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede het decoratiestelsel uit te breiden.
Vraag 5
Is het waar dat in 1983 het zogenoemde «Bronzen Schild» is toegekend aan 44 Pantserinfanteriebataljon
voor haar voortreffelijke wijze van opereren in Libanon, maar dat het bijbehorende
insigne nooit aan desbetreffende UNIFIL-veteranen is uitgereikt? Zo ja, waarom niet?
Bent u bereid alsnog tot uitreiking over te gaan?
Antwoord 5
De commandant van het Commando landstrijdkrachten kan op een aantal manieren zijn
waardering voor eenheden en werknemers kenbaar maken. De toekenning van het Schild
aan een eenheid, ook wel aangeduid als het Bronzen Schild, is een daarvan. De commandant
kan besluiten om naast de uitreiking van het Schild, een draagspeld behorend bij het
Schild te geven aan het personeel van de desbetreffende eenheid.
In het geval van het 44 Pantserinfanteriebataljon heeft de toenmalige Bevelhebber
der Landstrijdkrachten er in 1983 voor gekozen alleen het bataljon deze blijk van
waardering te geven. Bij de uitreiking van het Schild heeft hij uiteengezet dat de
militairen van het bataljon die hadden deelgenomen aan de Unifil-missie, reeds een
tastbare waardering hadden gekregen in vorm van de medaille voorzien van de gesp «Libanon».
De verstrekking van een draagspeld was volgens hem daarna niet aan de orde. Deze overwegingen
zijn nog steeds valide.