Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het bericht «RUG blokkeert bittorrent» op PowNed (ingezonden 28 februari 2012).

Antwoord van minister Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 20 maart 2012).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) zonder rechterlijke tussenkomst gedeeltes van het internet blokkeert?1

Antwoord

Ja.

Vraag 2 t/m 6

Deelt u de mening dat het Centrum voor Informatie Technologie (CIT) «een aanbieder van internettoegangdiensten» zoals bedoeld in de Telecomwet is, aangezien het studenten tegen betaling toegang geeft tot het internet en daarmee vergelijkbaar is met een internetprovider?

Deelt u de mening dat hiermee de suggestie dat het CIT «andere verantwoordelijkheden» heeft omdat het «geen internetprovider» is, niet terecht is?

Deelt u de mening dat het CIT als aanbieder van internettoegangdiensten aan studenten niet zou moeten overgaan tot het blokkeren van protocollen of websites?

Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat nota bene een universiteit de keuze maakt welke websitesgebruikers wel en niet kunnen bezoeken of van welke protocollen gebruik gemaakt wordt?

Deelt u de mening dat blokkades van websites of protocollen enkel en alleen plaats zouden moeten hebben met tussenkomst van de rechter?

Antwoord 2 t/m 6

Allereerst merk ik op dat op dit moment nog geen wetgeving van kracht is die aanbieders van internettoegang verbiedt om bepaalde diensten of toepassingen op internet te belemmeren of te vertragen. Dat wordt anders als artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet, als onderdeel van het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (EK 2010–2011, 32 549, A), van kracht wordt. Naar aanleiding van het amendement Verhoeven c.s. (TK 2010–2011, 32 549, nr. 17) is dit artikel opgenomen in voornoemd wetvoorstel. Het voorgestelde artikel 7.4a verbiedt, behoudens een limitatief aantal uitzonderingen, het belemmeren of vertragen van diensten en toepassingen op het internet door aanbieders van internettoegangsdiensten.

Kan de RUG gezien worden als een aanbieder van een internettoegangsdienst als bedoeld in het voorgestelde artikel 7.4a Telecommunicatiewet? Uit de berichtgeving maak ik op dat het computercentrum van de RUG op verzoek tegen betaling internettoegang levert aan RUG-studenten die in bepaalde studentenflats wonen. Het begrip «aanbieder van internettoegangsdiensten» in artikel 7.4a lijkt zowel te zien op aanbieders van openbare internettoegang als op aanbieders van niet-openbare internettoegang. Dit betekent dat ook wanneer, zoals hier het geval is, een aanbieder slechts aan een gesloten groep internettoegang aanbiedt, hij in het kader van artikel 7.4a gezien moet worden als een aanbieder van internettoegangsdiensten. Voor de goede orde merk ik op dat de zich hier voordoende situatie onderscheiden moet worden van de situatie waarin de RUG als werkgever aan haar werknemers ten behoeve van de uitoefening van hun functie de mogelijkheid van internettoegang biedt. In die hoedanigheid is de RUG niet te beschouwen als aanbieder van internettoegang.

Aldus maak ik uit de mij ter beschikking staande informatie op dat de RUG in dit geval gezien kan worden als een aanbieder van een internettoegangsdienst als bedoeld in het voorgestelde artikel 7.4a Telecommunicatiewet. Dit betekent dat als het nieuwe artikel 7.4a van kracht wordt, de RUG bij het bieden van internettoegang aan haar studenten geen diensten of toepassingen mag belemmeren of blokkeren. Alleen indien er sprake is van een van de in artikel 7.4a. limitatief opgenomen uitzonderingen, is dit anders. Een rechterlijk bevel is een van die uitzonderingen.

Als ik het goed begrijp gaat het in het geval van de RUG om het opleggen door het CIT van beperkingen van diensten of toepassingen op het internet naar aanleiding van klachten van organisaties van auteursrechthebbenden. Dergelijke klachten vormen niet een geldige reden voor het blokkeren van internetverkeer. Dit is anders als er, bijvoorbeeld naar aanleiding van een vastgestelde schending van het auteursrecht, een rechterlijk bevel tot het blokkeren van bepaald internetverkeer is. Hierbij zal wel rekening moeten worden gehouden met de relevante grondrechten en artikel 15 van de richtlijn inzake elektronische handel. Zo heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in een eerdere zaak2 over het preventief filteren van al het peer-to-peer-verkeer op kosten van de provider en zonder beperking in tijd bepaald dat dit in strijd is met de richtlijn inzake elektronische handel en de relevante grondrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting.

Zolang het voorgestelde artikel 7.4a Telecommunicatiewet nog niet van kracht is, overtreedt de RUG echter geen wetgeving met het filteren van bittorent-verkeer.

Vraag 7

Bent u bekend met incidenten waarbij studenten van de RUG afgesloten worden van het internet op verzoek van auteursrechthebbendenorganisaties na een melding dat er auteursrechterlijk beschermd materiaal is gedownload?

Antwoord 7

Ik ben niet bekend met concrete incidenten waarbij studenten door de RUG zijn afgesloten van het internet na een verzoek van organisaties van auteursrechthebbenden.

Vraag 8

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een externe organisatie kan verzoeken om een gebruiker van het internet af te sluiten? Is een dergelijke one-strike-you’re-out-methodiek een wenselijke methode?

Antwoord 8

Het kabinet staat een beleid voor dat gebruikers beschermt tegen het lichtvaardig afsluiten van internettoegang. In het voorgestelde artikel 7.6a van de Telecommunicatiewet, eveneens onderdeel van het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (EK 2010–2011, 32 549, A), is bepaald dat aanbieders van internettoegangsdiensten alleen in de in dat artikel limitatief opgesomde gevallen de levering van internettoegang mogen beëindigen of opschorten. Waar het gaat om een tekortkoming van een abonnee mag een aanbieder van internettoegang onder het voorgestelde artikel 7.6a een abonnee uitsluitend om de volgende redenen (tijdelijk) van internettoegang afsluiten: het niet nakomen van een betalingsverplichting, faillissement en bedrog (zoals bijvoorbeeld het opgeven van een valse identiteit of een vals adres).


X Noot
2

Arrest in zaak C70/10 tussen Sabam en Scarlet (24 november 2011).

Naar boven