Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over wapenleveranties aan Libische opstandelingen (ingezonden 22 februari 2012).

Antwoord van minister Hillen (Defensie), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 16 maart 2012).

Vraag 1

Kent u het bericht «Canada helped NATO enable ouster of Gadhafi from Libya»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat het Canadese marineschip HMCS Charlottetown tijdens de interventie in Libië van het NAVO-hoofdkwartier de instructie kreeg een schip van Libische rebellen met veel wapens aan boord, dat zich bevond in internationale wateren, door te laten? Is het waar dat dit marineschip onder NAVO-bevel stond?2 Zo ja, hoe is het mogelijk dat het de opdracht kreeg de wapens door te laten terwijl secretaris-generaal Rasmussen verklaard had dat de NAVO de resoluties van de Veiligheidsraad zou naleven en uitvoeren?3

Was de Nederlandse regering bekend met deze en andere leveranties van wapens aan de rebellen?4 Zo ja, heeft u stappen ondernomen om dit illegale handelen te stoppen? Zo nee, waarom niet?

Herinnert u zich uw verklaring dat de «Nederlandse regering zich klip-en-klaar distantieert van bewapening van opstandelingen»?5 Deelt u de mening dat het optreden van het Canadese schip, onder bevel van de NAVO, strijdig was met het door Nederland gevoerde beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?

Deelt u mijn opvatting dat met deze wapenlevering het wapenembargo van de Veiligheidsraad, zoals vastgelegd in de resoluties 1970 en 1973, werd geschonden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 2, 3, 4, en 5

Het Canadese marineschip HMCS Charlottetown stond onder Navo-bevel van eind maart tot medio augustus 2011. Het wapenembargo was van toepassing op alle schepen die naar Libië toe gingen. Zoals in het artikel is gesteld ging het in het onderhavige geval om een transport vanuit Libië naar een ander deel van Libië. De Navo heeft daarom geoordeeld dat het niet ging om een schending van het wapenembargo. De regering deelt deze opvatting en acht het optreden van het Canadese schip niet strijdig met het Nederlandse beleid.

Zoals eerder gesteld in antwoorden op kamervragen (Kamerstuk 32 623, nr. 25), werd de vraag of resolutie 1973 wapenleveranties aan de rebellen toestond door de verschillende landen niet eensluidend beantwoord. Het is mogelijk dat enkele landen op bilaterale basis wel zijn overgegaan tot militaire ondersteuning van opstandelingen. De interpretatie van de verplichtingen die voortvloeien uit de VN-resoluties is een zaak van elke lidstaat afzonderlijk.


X Noot
4

Guardian, 14 april 2011, http://www.guardian.co.uk/world/2011/apr/14/libya-rebels-weapons-qatar. In het artikel in de Ottowa Citizen wordt naast Qatar genoemd dat Egypte geweren en munitie, dat Polen anti-tankraketten en militaire voertuigen, dat Frankrijk veertig ton munitie en wapens en dat Canada drones leverde aan de Libische opstandelingen.

X Noot
5

Algemeen Overleg, 6 april 2011, Kamerstuk 28 676, nr. 128.

Naar boven