32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr.25 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 juni 2011

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de brief van 10 juni 2011 betreffende de Artikel 100 brief inzake de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan Operatie Unified Protector – Libië (Kamerstuk 32 623, nr. 24).

De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 20 juni 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

Van Toor

1, 39, 40 en 59

Lag er een verzoek van de NAVO en/of de VN om de Nederlandse deelname aan de missie in Libië te verlengen? Zo ja, waar werd specifiek om verzocht?

Op welke wijze draagt Nederland bij aan het terugbrengen van elk van de specifieke tekorten waar SACEUR in Brussel op 8 juni jl. op wees?

Waarom is er niet voor gekozen bij te dragen aan het terugbrengen van het tekort aan capaciteit voor het aangrijpen van gronddoelen?

In hoeverre kampt de operatie met operationele tekorten? Wat voor tekorten zijn dit, en in hoeverre zijn bondgenoten in staat en bereid om die aan te vullen?

De behoeftestelling van de NAVO is met de verlenging van de missie niet significant gewijzigd. Alle lidstaten zijn verzocht te bezien of en hoe zij aan de missie kunnen (blijven) bijdragen. Tijdens de ministeriële bijeenkomst in Brussel op 8 juni jl. wees SACEUR in het bijzonder op de tekorten aan PsyOps, ISR, Air to Air Refuelling, stafcapaciteit, capaciteit voor het aangrijpen van gronddoelen en voor Opposed Boardings. De regering heeft ervoor gekozen om naast de verlenging van de huidige bijdrage een extra bijdrage te leveren op het gebied van PsyOps en mogelijk extra stafcapaciteit. Daarmee levert Nederland een evenredige en sterke bijdrage aan de operatie en het oplossen van de tekorten. De regering heeft ervoor gekozen om de behoeftestelling op het gebied van Air-to-Air-capaciteit te blijven vervullen en geen capaciteit beschikbaar te stellen voor het aangrijpen van gronddoelen.

2

Zijn Nederlandse toestellen sinds de start van deelname aan Unified Protector in een situatie geweest waarin aangrijpen van gronddoelen nodig was om burgers te beschermen?

Nee. De Nederlandse F 16’s voeren geen aanvallen tegen gronddoelen uit.

3 en 43

Hoeveel air-to-ground bommen of wapens heeft Nederland aan overige deelnemende landen van Unified Protector geleverd?

Is het waar dat Denemarken verzocht heeft om munitie voor F-16's van Nederland over te nemen? Zo ja, wat is de reactie van de minister?

Denemarken heeft Nederland om honderd bomlichamen voor F 16’s verzocht. Op basis van staande afspraken met bondgenoten over wederzijdse ondersteuning heeft Defensie ingestemd met de levering aan Denemarken. De leveringsprocedure voor dertig bomlichamen (kostprijs ongeveer 2000 euro per stuk) zal komende week worden voltooid. Denemarken betaalt daar nu niet voor. Conform de gebruikelijke procedure ontvangt Nederland te zijner tijd nieuwe bommen van Denemarken. Dit soort reguliere verzoeken worden veelvuldig gedaan voor bijvoorbeeld de ISAF-missie.

4 en 56

Klopt het dat Nederlandse militairen aan boord van AWACS-toestellen actief betrokken zijn bij het aanwijzen van doelen? Zo nee, waarom niet?

Waar zullende AWACS met Nederlands personeel precies voor worden ingezet de komende 3 maanden?

De AWACS-vliegtuigen worden primair ingezet voor de deconflictie, de coördinatie en de vliegveiligheid van en tussen de aanwezige vliegtuigen in het luchtruim boven Libië. De AWACS wordt in het kader van de aanvallen tegen gronddoelen alleen ingezet als intermediair tussen het hoofdkwartier dat de doelen selecteert (het Combined Air Operation Centre in Italië) en de vliegtuigen die de aanvallen uitvoeren. Daarbij fungeert de AWACS derhalve soms als tussenschakel, maar niet als opdrachtgevende eenheid. De AWACS vervult geen rol in het aanwijzen van doelen.

5

Kunt u bevestigen dat de regering in Libië (Qaddafi) een brief aan westerse regeringen heeft geschreven, in ieder geval aan de Amerikaanse regering of het Amerikaanse parlement? Zo ja, wat is de kern van het aanbod? (Zie: http://blogs.aljazeera.net/liveblog/libya-jun-11-2011-1116)

De regering bevestigt dat het Amerikaanse Congres een dergelijke brief heeft ontvangen. De kern van het aanbod is het pleiten voor een staakt-het-vuren en het financieren van humanitaire hulp. Daarbij stelt de Libische regering voor om samen aan tafel te zitten met geschikte gesprekspartners onder leiding van de VS om de «vernietiging» te stoppen en te beginnen met onderhandelingen over een vreedzame oplossing voor het conflict. Het Amerikaanse Congres heeft nog niet gereageerd op deze brief.

6

Is het waar dat Libië via Griekenland probeert te onderhandelen? (zie, Independent 10 juni 2011)? Zo ja, wat is de stand van zaken van deze onderhandelingen? Is het waar dat het daarbij om te beginnen over humanitaire hulp gaat? Is het tevens waar dat deze onderhandelingen een opening kunnen zijn voor een staakt-het-vuren en kunnen leiden tot het vertrek van de regering van Libië? Zo ja, hoe staat u tegenover een dergelijk initiatief? Deelt u de opvatting dat resolutie 1973 een staakt-het-vuren vereist? Indien neen, waarom niet? (Zie: http://www.independent.co.uk/news/world/africa/gaddafi-regime-staked-16312bn-on-secret-deal-in-bid-to-open-peace-talks-2295343.html.) (Zie ook: Exclusive: Battered Libya sues for peace, 26 mei 2011; http://www.independent.co.uk/news/world/africa/exclusive-battered-libya-sues-for-peace-2289133.html).

Aan het begin van de crisis in Libië heeft in Athene een informele ontmoeting plaatsgevonden tussen de Libische ex-premier en waarnemend minister van Buitenlandse Zaken Al Obeidi en Premier Papandreou. Details over de inhoud van deze ontmoeting zijn niet bekend.

Sindsdien lijken er geen nieuwe initiatieven van Griekse zijde te zijn ontplooid. Kort geleden heeft minister van Defensie Venizelos tijdens een NAVO-top gezegd dat «Kreta beschikbaar wordt gesteld als knooppunt voor humanitaire operaties (onder VN-vlag, met ondersteuning van de EU en de NAVO), die na de beëindiging van de militaire operaties noodzakelijk zullen zijn».

Zie verder antwoord vragen 7 en 8.

7

Heeft u kennis genomen van het rapport «Popular protest in North Africa and the Middle East (V): making sense of Libya», (International Crisis Group, 6 juni 2011) waarin met klem wordt opgeroepen tot een staakt-het-vuren en onderhandelingen over een politieke toekomst van Libië zonder Qaddafi? Wat is uw opvatting over deze oproep en de analyse dat een onderhandelde overeenkomst het meest voordelig is voor de toekomst van Libië? Kunt u dit toelichten? (Zie: http://www.crisisgroup.org/~/media/Files/Middle%20East%20North%20Africa/North%20Africa/107%20Popular%20Protest%20in%20North%20Africa%20and%20the%20Middle%20East%20V%20-%20Making%20Sense%20of%20Libya.ashx)

De regering is bekend met dit rapport en deelt de opvatting van ICG dat een staakt-het-vuren en onderhandelingen betere kansen geven voor een ordelijke transitie. Dit geldt zeker in het geval van gewelddadigheden van de kant van een repressief regiem. Hiertoe worden in dit geval sinds het uitbreken van het conflict pogingen ondernomen. Een brede dialoog zal in elk scenario belangrijk zijn, vooral ook na de val van Qaddafi, om verdere instabiliteit te voorkomen. Daarbij is het belangrijk dat nú al wordt gestreefd naar inclusiviteit. De regering heeft zowel in EU-verband als in de Contactgroep voortdurend gepleit voor de noodzaak voor een inclusieve politieke oplossing, naast de militaire en economische druk op het Qaddafi-regime. Het rapport stelt echter dat het vertrek van Qaddafi het resultaat moet zijn van een politiek proces. Voor de Libische oppositie zowel als voor de EU heeft Qaddafi alle legitimiteit verloren en moet hij onmiddellijk opstappen.

8

Kunt een overzicht geven van de inspanningen van de Afrikaanse Unie om tot een staakt-het-vuren te komen? Kunt u ook een appreciatie geven van deze pogingen om tot een einde van de vijandelijkheden te komen?

Op 10 maart jl. heeft de Afrikaanse Unie (AU) een Road Map gepresenteerd voor een politieke oplossing voor de crisis in Libië. Op basis hiervan heeft een delegatie van de AU Libië bezocht en gesprekken gevoerd met zowel het regime van Qaddafi als met de oppositie in Benghazi. Qaddafi zou het staakt-het-vuren op basis van de AU Road Map accepteren. De Libische oppositie accepteert echter geen initiatieven waarin niet staat dat Qaddafi vertrekt. Op 31 mei bezocht president Zuma van Zuid Afrika, namens de AU, Tripoli en voerde gesprekken met Qaddafi met het doel een oplossing te vinden voor de crisis. Het bezoek heeft geen resultaat opgeleverd.

Verder neemt de AU deel aan de Internationale Contactgroep Libië (CG) als waarnemer en werkt momenteel in samenwerking met de «Caïro 5» (VN, AU, EU, AL, OIC) aan de voorbereiding van een monitoringmissie voor de naleving van een eventueel staakt-het-vuren.

De Nederlandse regering vindt dat de VN Speciaal Gezant voor Libië, Al-Khatib, een leidende rol moet hebben in de onderhandelingen over een politieke oplossing in Libië. Daarbij is de betrokkenheid van regionale stakeholders zoals de AU belangrijk.

9

Deelt u de opvatting dat na drie maanden oorlog, bombarderen alleen geen einde zal maken aan het conflict in Libië, zoals kennelijk in de Britse regering wordt aangenomen? Zo ja, wat stelt u daarom voor? Indien neen, waarom niet, wanneer verwacht u dat de oorlog gewonnen zal zijn? (Zie Guardian, 14 juni 2011, «Libyan bombing alone will not budge Gaddafi, UK officials warn.»)

Binnen de NAVO zijn de bondgenoten het er steeds over eens geweest dat de inzet van militaire middelen alleen niet een einde zal kunnen maken aan het conflict. Dat was en is ook niet het doel van de operatie. Er dient een politieke oplossing te komen, met als onderdelen een akkoord over een staakt-het-vuren en afspraken over de manier waarop het Libische volk in staat zal worden gesteld voortaan zelf zijn toekomst te bepalen.

10

In hoeverre wordt het aanbod van Turkije gesteund door de internationale gemeenschap om Qaddafi een vrije uittocht te geven naar Turkije? Wat houdt het Turkse aanbod in? Wat is het Nederlandse standpunt hieromtrent?

Op 10 juni jl. heeft Turkije «garanties» aangeboden aan Qaddafi indien hij Libië verlaat. Turkije heeft aangegeven Qaddafi te willen helpen om te vertrekken naar een bestemming van eigen keuze. Turkije zou op basis van de reactie van Qaddafi de NAVO-bondgenoten informeren. Qaddafi heeft niet op het Turkse aanbod gereageerd. Voor de Nederlandse regering en de EU heeft Qaddafi alle legitimiteit verloren en zal hij op enigerlei wijze moeten vertrekken.

11

Geniet Qaddafi nog brede steun onder het leger? Is er sprake van veel overloop vanuit het leger naar de oppositie? In hoeverre zegt dit iets over de steun die Qaddafi geniet?

Er zijn aanwijzingen dat het regime nog slechts kan rekenen op de onvoorwaardelijke loyaliteit van de zogeheten Regime Protection Forces en voorwaardelijke steun van kleinere eenheden. Tevens roept het gezag in Tripoli ook de Libische bevolking op zich aan te melden voor militaire taken. De loyaliteit vanuit de krijgsmacht is niet indicatief voor de steun van de Libische bevolking voor Qaddafi. Veel militairen vrezen voor repressieve maatregelen tegen henzelf en hun families indien zij deserteren. Desalniettemin zijn, vooral aan het begin van de opstand, enkele duizenden militairen overgelopen naar de oppositie.

12

Hoe beoordeelt u de houding en het standpunt van Duitsland, dat niet meedoet aan de NAVO-missie, maar op andere dan militaire wijze steun verleent aan de Libische oppositie?

De regering pleit voor zoveel mogelijk internationale en regionale betrokkenheid bij het uitvoeren van de VNVR resoluties 1970 en 1973. Duitsland doet niet mee aan de NAVO-missie. Het heeft zich gecommitteerd aan humanitaire en diplomatieke bijdragen.

13

Op welke manier heeft de regering uitvoering gegeven aan de motie El Fassed (32 623 nr. 12) om indien nodig, actieve ondersteuning te bieden aan de zuidelijke EU-lidstaten bij de humane opvang van vluchtelingen en andere EU-lidstaten op te roepen dezelfde ondersteuning te bieden?

De regering heeft steeds ingezet op een Europese aanpak van de migratiestromen uit de zuidelijke nabuurschapsregio en op praktische ondersteuning van lidstaten wanneer er sprake is van een onevenredige hoge asieldruk.

De zuidelijke lidstaten kunnen in dit kader een beroep doen op bestaande instrumenten, zoals ondersteuning via o.a. het EU-grensbewakingsagentschap Frontex en het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO). Zo is de door Frontex gecoördineerde gezamenlijke operatie HERMES opgestart in het maritieme grensgebied tussen de Italiaanse en Noord-Afrikaanse kust, waaraan Nederland nog steeds bijdraagt.

Daarnaast staan ook de aan migratie gerelateerde fondsen van de EU zoals het Europees Vluchtelingenfonds en het Buitengrenzenfonds ter beschikking van deze lidstaten. Nederland acht intra-EU relocatie van erkend vluchtelingen niet opportuun. Van een herverdeling van asielstatushouders onder lidstaten kan pas sprake zijn als er sprake is van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Vanwege de bijzondere situatie in Malta heeft de regering besloten een beperkt aantal erkend vluchtelingen over te nemen van Malta. Inmiddels hebben meerdere lidstaten dit toegezegd.

Overigens is activering van de eveneens in de motie El Fassed genoemde richtlijn tijdelijke bescherming uit 2001 op dit moment niet aan de orde. Dit is ook bevestigd door de Commissie.

14

Zijn de juridische experts van de NAVO inmiddels op een lijn over hoe de VN Veiligheidsraad resolutie 1973 moet worden geïnterpreteerd als het gaat om de bombardementen, grondondersteuning aan de oppositie, en wapenleveranties aan de oppositie in het kader van «bescherming van burgers»?

Er is consensus binnen de NAVO dat bombardementen ter bescherming van de Libische burgerbevolking binnen het mandaat van de VN resoluties vallen en dat training aan de oppositie niet binnen het mandaat valt. Onder de NAVO-bondgenoten is de dominante interpretatie dat wapenleveranties aan de oppositie niet binnen het VN mandaat vallen.

15 en 48

Kan de regering de hele reikwijdte van Unified Protector overzien en onderschrijven, ondanks dat Nederland maar aan een beperkt gedeelte van de missie meedoet? Zo ja, kunt u dit toelichten?

Is de regering van mening dat het mandaat voor handelen dat gegeven wordt met de VN Veiligheidsraad resolutie 1973 afwijkt van de daadwerkelijke uitvoering ervan door de NAVO (en aangesloten landen)? Zo ja, hoe gaat de regering daarmee om? Zo nee, hoe beoordeelt de regering in dat kader dan de bombardementen op civiele doelen en de training en bewapening van de oppositie door de internationale gemeenschap?

De missie valt in haar gehele reikwijdte binnen de grenzen van het mandaat van de VN Veiligheidsraad zoals vastgelegd in de Resoluties 1970 en 1973.

De NAVO neemt alle mogelijke maatregelen om zo veel mogelijk te voorkomen dat er bij dat optreden burgerslachtoffers vallen of civiele objecten beschadigd worden. Helaas is dit echter niet altijd te voorkomen, onder meer omdat pro-Qaddafi eenheden bewust posities kiezen in bewoonde gebieden. De NAVO is niet betrokken bij het trainen of bewapenen van de oppositie.

16

Op welke wijze zal de Nederlandse inzet bijdragen aan het behalen van de nog niet volbrachte Berlijn-doelstellingen?

De Berlijn-doelstellingen kunnen slechts deels door militaire inzet worden bevorderd. Voor het overgrote deel dienen zij met politieke middelen te worden bereikt. Zolang deze doelstellingen nog niet zijn bereikt blijft de missie noodzakelijk om grootschalig geweld tegen de burgerbevolking te voorkomen en draagt deze bij aan het reduceren van het vermogen van Qaddafi om de burgerbevolking aan te vallen. Dat geldt ook voor de Nederlandse bijdrage.

17 en 46

Zijn er aanwijzingen dat uit het zuiden of westen wapens worden geleverd aan de regering van Qaddafi? Zo ja, worden daar maatregelen tegen genomen? Welke zijn dat?

Wordt het wapenembargo door de internationale gemeenschap ook over land bewaakt of alleen in de lucht en op zee? Zijn er schattingen van het aantal en soort wapens dat nog steeds Libië bereikt, ondanks het toezicht op de naleving van het wapenembargo?

In het kader van de operatie Unified Protector wordt toegezien op naleving van het wapenembargo met militaire middelen op en boven zee. Maritieme transporten worden door de NAVO indien nodig aangeroepen of geboard. Voor zover bekend hebben geen wapens Libië vanuit het buitenland over zee bereikt sinds het instellen van het embargo.

Hoewel de effecten van het maritieme wapenembargo positief zijn, slagen de strijdende partijen er mogelijk in op illegale wijze militair materieel, wapens en munitie te importeren over land. De westelijke en zuidelijke grenzen van Libië strekken zich uit over enorme afstanden en gaan door bergachtig terrein, waardoor het lastig is de mogelijke wapensmokkel te monitoren of tegen te gaan. Er zijn indicaties dat sprake is van smokkel. Het betreft dan over het algemeen klein kaliber wapens.

18

De VNVR Resolutie 1973 noch de Berlijn-doelstellingen van de Internationale Contact Groep hebben de verwijdering van het Qaddafi-regime als doel. In hoeverre is er toch internationale overeenstemming over de noodzaak van het aftreden van Qaddafi voor een oplossing van de crisis binnen respectievelijk de VN Veiligheidsraad, de Arabische Liga, de Afrikaanse Unie en de Contact Groep?

De Contact Groep (CG) is bedoeld om de internationale inspanningen met betrekking tot de crisis in Libië te coördineren. De CG is tot nu toe drie keer bij elkaar gekomen en naar aanleiding van iedere bijeenkomst is een verklaring van de voorzitters uitgebracht waarin aangegeven werd dat Qaddafi alle legitimiteit verloren heeft.

Op 21 maart jl. concludeerde de Europese Raad dat Qaddafi onmiddellijk moest vertrekken. Op 12 april jl. herhaalde de Raad opnieuw zijn oproep aan Qaddafi hiertoe. Op 23 mei jl. is daarbij geconcludeerd dat Qaddafi alle legitimiteit verloren heeft.

De Arabische Liga en de Afrikaanse Unie hebben niet officieel verklaard dat Qaddafi zijn legitimiteit verloren heeft. Beide organisaties nemen deel als waarnemer aan de Contactgroep.

19

Wat wordt er gedaan om gehoor te geven aan de verzoeken tot aanhouding van Qaddafi, zijn zoon Saif al-Islam en Abdallah al-Senussi door de aanklager van het Internationaal Strafhof? Hoe draagt de Nederlandse inzet hieraan bij?

De aanklager van het Internationaal Strafhof heeft de Kamer van Vooronderzoek verzocht om aanhoudingsbevelen uit te vaardigen tegen Muammar Qaddafi, Saif al-Islam Qaddafi en Abdallah al-Senussi. De Kamer van Vooronderzoek heeft nog geen beslissing genomen over het uitvaardigen van aanhoudingsbevelen tegen genoemde personen. Indien en wanneer de Kamer van Vooronderzoek hiertoe zou besluiten, is het in de eerste plaats aan de autoriteiten in Libië om genoemde personen aan te houden en over te leveren aan het Hof. Daarnaast hebben Statenpartijen bij het ICC de verplichting hen aan te houden wanneer zij zich op het grondgebied van de Statenpartij bevinden, en hen over te leveren aan het Hof.

20, 24 t/m 26

Is Nederland van plan de Libische Nationale Interim Raad in Benghazi te erkennen, zoals bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland en Italië al gedaan hebben? Zo nee, waarom niet?

Om welke redenen verklaart de minister van Buitenlandse zaken de erkenning door Europese landen als Frankrijk en Duitsland van de Nationale Interim Raad als « te snel» (radio 1 van 14 juni)?

Waarop baseert de minister van Buitenlandse zaken zijn uitspraak (radio 1 van 14 juni) dat de opstandelingen van de Interim Raad nog teveel een band hebben met alleen het oosten en niet het hele land? Hoe verhoudt die uitspraak zich tot het feit dat vanaf het begin vertegenwoordigers uit het westen in de Raad vertegenwoordigd waren en dat sinds ruim een maand vertegenwoordigers uit alle regio’s van Libië eraan deelnemen?

Kan de minister bevestigen dat de Interim Raad bestaat uit meer dan vijftig vertegenwoordigers van o.a. Tobrug, Derna, Zawya, Benghazi, Tripoli, Yafran, Sirt, Sabha, Misrata, Touareg en daarmee uit vertegenwoordigers uit het hele land? Zo nee, welke regio’s vertegenwoordigen de raadsleden?

Nederland erkent staten, geen regeringen. Dat neemt niet weg dat de Libische Interim Raad (NIR) voor Nederland en voor de EU nu een cruciale politieke gesprekspartner. Daarbij is het voor de regering van belang dat de NIR representatief is voor geheel Libië. Gezien de huidige omstandigheden is het moeilijk zeker te stellen dat de NIR alle Libiërs vertegenwoordigt.

Door de NIR zelf verstrekte informatie over de samenstelling van de Raad vermeldt dat de leden vertegenwoordigers van lokale raden uit geheel Libië zijn; voor een aantal regio’s zijn er nog geen vertegenwoordigers voorgedragen. Een aantal leden neemt nog niet (openbaar) deel vanwege veiligheidsrisico's die in de nog door Qaddafi beheerste gebieden verbonden zijn aan een associatie met de NIR. Daarmee heeft de Raad misschien wel de potentie van een omvattend en geheel Libië vertegenwoordigend lichaam, maar op dit moment zijn slechts leden uit de niet door Qaddafi beheerste gebieden in staat een actieve bijdrage aan de werkzaamheden van de NIR te leveren.

Het is niet duidelijk hoeveel leden de NIR op dit moment precies telt. De Raad vermeldt 31 leden, andere bronnen spreken van 33 leden. Naast de NIR, die als een parlement kan worden gezien, bestaat er een «interim committee» van (voor zover bekend) 15 leden, dat de functie van een regering bekleedt.

21

Welke pogingen zijn er tot nu toe door wie ondernomen om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen? Op welke gronden zijn de voorstellen afgewezen en door wie?

De Afrikaanse Unie presenteerde op 10 maart jl. een Road Map voor een politieke oplossing voor de crisis in Libië, inclusief een staakt-het-vuren. De oppositie in Benghazi weigert iedere oproep tot een staakt-het-vuren als die niet gepaard gaat met het vertrek van Qaddafi.

VN Ondersecretaris-General Valerie Amos deed begin mei een algemene oproep tot een tijdelijke stopzetting van de vijandelijkheden, voor 24 tot 72 uur, om toegang voor humanitaire hulpverleners en goederen mogelijk te maken. OCHA riep tevens VN lidstaten op hiervoor te lobbyen bij de betrokken partijen.

VN Speciaal Gezant voor Libië, Al-Khatib, sprak in mei met de Libische autoriteiten in Tripoli om een tijdelijk staak-het-vuren te bewerkstellingen ten behoeve van humanitaire hulpverlening in door het conflict getroffen gebieden.De Humanitaire Coördinator voor Libië, Panos Moumtzis, sprak in mei met de Libische autoriteiten over een tijdelijke stopzetting van de gevechten om zo toegang via land en via zee tot Misrata en de Nafusa Bergen te krijgen.

De pogingen tot een tijdelijk staakt-het-vuren ten behoeve van humanitaire hulpverlening moeten nadrukkelijk worden onderscheiden van politieke pogingen een permanent staakt-het-vuren te bereiken. Tot nu toe hebben geen van de pogingen resultaat opgeleverd.

22

Aan welke extra sanctiemaatregelen tegen het regime van Qadaffi denkt de regering? Is hier consensus over te bereiken in de EU? Op welke termijn wil de regering deze extra sancties voorstellen en invoeren?

Het is essentieel de sancties rigoureus uit te voeren en de politieke en militaire druk op Libië te handhaven en waar mogelijk te vergroten. Binnen de EU is hier consensus over. Het EU-sanctieregime tegen het Qaddafi-regime wordt dan ook voortdurend tegen het licht gehouden om te bezien of aanvullende maatregelen wenselijk en mogelijk zijn. De EU heeft onder meer onlangs besloten tot sancties tegen zes havens die onder controle staan van Qaddafi, om handelsstromen die het regime van Qaddafi ten goede komen, af te snijden. Afhankelijk van de ontwikkelingen in Libië zullen nadere maatregelen worden overwogen.

23

Heeft Nederland personeel aangeboden aan het EU kantoor in Benghazi? Zo nee, waarom niet? Zo ja, om hoeveel mensen gaat het en in welke posities?

Nederland heeft geen personeel aangeboden aan het EU-kantoor in Benghazi. Het EU-kantoor in Benghazi is onderdeel van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de Hoge Vertegenwoordiger beslist over het personeel. Daarnaast bespreekt Nederland in Benelux-verband de opties om de contacten met de Nationale Interim Raad in Benghazi te intensiveren. De Benelux-landen beschouwen de NIR als een cruciale politieke gesprekspartner.

24

Om welke redenen verklaart de minister van Buitenlandse zaken de erkenning door Europese landen als Frankrijk en Duitsland van de Nationale Interim Raad als « te snel» (radio 1 van 14 juni)?

Zie het antwoord op vraag 20.

25

Waarop baseert de minister van Buitenlandse zaken zijn uitspraak (radio 1 van 14 juni) dat de opstandelingen van de Interim Raad nog teveel een band hebben met alleen het oosten en niet het hele land? Hoe verhoudt die uitspraak zich tot het feit dat vanaf het begin vertegenwoordigers uit het westen in de Raad vertegenwoordigd waren en dat sinds ruim een maand vertegenwoordigers uit alle regio’s van Libië eraan deelnemen?

Zie het antwoord op vraag 20.

26

Kan de minister bevestigen dat de Interim Raad bestaat uit meer dan vijftig vertegenwoordigers van o.a. Tobrug, Derna, Zawya, Benghazi, Tripoli, Yafran, Sirt, Sabha, Misrata, Touareg en daarmee uit vertegenwoordigers uit het hele land? Zo nee, welke regio’s vertegenwoordigen de raadsleden?

Zie het antwoord op vraag 20.

27

Waarom zal de NAVO niet de leiding nemen bij een transitiefase? Is duidelijk wie de leiding hierin krijgt?

De NAVO heeft de verantwoordelijkheid genomen voor de militaire uitvoering van VNVR-resoluties 1970 en 1973 en steeds gesteld dat de ondersteuning van het bredere politieke proces geleid wordt door de VN en de Contactgroep. De NAVO zal alleen op verzoek een ondersteunende rol spelen als daaraan expliciet behoefte is, als deze regionale steun kent en als er een toereikende juridische grondslag is. Juist voor de ondersteuning van de transitiefase, waarin naast eventuele militaire aspecten vooral de politieke, humanitaire en wederopbouwaspecten van belang zijn, geldt dat de leiding bij de VN en de Contactgroep moet liggen. Betrokkenheid van het Libische volk is hierbij een belangrijk uitgangspunt.

28

Op welke manier ziet de minister een specifieke rol weggelegd voor de Benelux (ten opzichte van de EU en Nederland zelf) in het kader van de wederopbouw?

De Benelux-landen trekken samen op en nemen om de beurt deel aan de Contactgroep Libië, evenals de Nordics. Daarvoor worden standpunten van te voren op elkaar afgestemd. Verder heeft de Benelux een gezamenlijk fact-finding missie naar Benghazi uitgevoerd. De regering onderschrijft het belang van post-conflict planning in Libië en beziet thans een aantal opties voor een proportionele Nederlandse bijdrage daaraan. Deze bijdragen zullen zoveel mogelijk in multilateraal verband worden gedaan, waarbij ook wordt gekeken naar een bijdrage in Benelux-verband. Momenteel wordt er ook in Benelux verband gekeken naar een vervolg van de Benelux fact finding missie naar Benghazi. De gezamenlijke Benelux-missie heeft een toegevoegde waarde. Het versterkt onze positie en is ook positief ontvangen door de NIC. Deze gezamenlijke aanpak zou in de post-conflict fase ook gebruikt kunnen worden.

29

In de brief wordt aangegeven dat Nederland zowel voor de VN als de Contact Group een belangrijke coördinerende rol ziet weggelegd. Hoe worden de taken tussen de twee organen verdeeld? Op welke manier vullen de beide organen elkaar aan?

De VN heeft de leidende rol om tot een politieke oplossing te komen. In dit verband ondersteunt Nederland de inspanningen van de VNSG AL-Khatib. De VN neemt deel aan de Contactgroep Libië en alle inspanningen worden gecoördineerd.

30

Is er inmiddels een duidelijke strategie, inclusief exit, ontwikkeld door de internationale gemeenschap, waarbij duidelijk is welke middelen, door wie, op welke wijze moeten worden ingezet de komende lange periode van omwenteling en transitie? Zo ja, kunt u deze strategie met de Kamer delen? Zo nee, wordt hieraan gewerkt, zo ja door wie en in welk stadium zijn de plannen?

De internationale gemeenschap is al enige tijd geleden begonnen met de ontwikkeling van strategieën voor de toekomst. Op 29 maart jl. is besloten is dat de VN de coördinatie van de post-conflict activiteiten van de internationale gemeenschap op zich zal nemen. Op 13 april jl. is daartoe een inter-agency task force voor Libië opgezet, onder leiding van het UN Department of Political Affairs. Hieraan nemen alle VN agentschappen van de UNDP deel, evenals het VN-Secretariaat en de Wereldbank. De SGVN heeft Ian Martin aangesteld als zijn speciale adviseur voor Post Conflict Planning voor Libië. Zijn rol is gericht op steun aan inclusieve politieke autoriteiten die het gehele Libische volk vertegenwoordigen. Er zullen adviseurs worden ingezet die zich richten op preventie, transitie, peace-building en wederopbouw. Ian Martin krijgt in New York onder andere steun van UNDP/BCPR, bij zijn taken voor het maken van post-conflict scenario’s.

Aangezien de VN op dit moment slechts beperkt kan functioneren in Libië, richt het zich in eerste instantie op een «pre-assessment proces», waarbij een analyse van mogelijke post-conflict activiteiten centraal staat, alsmede een voorlopige analyse waar de VN (of andere internationale) hulp nodig kan zijn. In de analyse wordt gekeken naar het politieke proces, de veiligheidsdiensten, het rechtssysteem, mensenrechten, economische wederopbouw, overheidsstructuren, dienstverlening en infrastructuur. Het «pre-assessment» moet de basis leggen voor werkelijke «in-country post-conflict assessments» zodra de tijd daar rijp voor is.

Verder werd in de derde bijeenkomst van de CG van 9 juni jl. over post-conflict planning en stabilisatie en reconstructie gesproken. Hiervoor heeft de NIR een minister van reconstructie benoemd.

Onlangs is een missie uitgevoerd van het «International Stabilisation Response Team» waaraan naast de VK en Italië ook VS, Turkije, Australië, Denemarken, Canada en de EU deelnamen. Voorlopige conclusies wezen uit dat de situatie in Libië uniek in zijn soort was en dat er een beperkte rol voor de internationale gemeenschap lag. Assistentie was volgens het team vooral vereist op drie gebieden, te weten steun aan de economie (tekort aan lokale en vreemde valuta), opbouw van de civil society en veiligheid en rechtsstaat (vooral justitie). Overige sectoren, waaronder infrastructuur, waren redelijk op orde. Het rapport van deze missie wordt binnenkort met de VN en lidstaten gedeeld.

31

In hoeverre is er risico op definitieve opdeling van het land?

Het risico van een definitieve opdeling van het land is aanwezig, maar alle betrokkenen inclusief de Libische Nationale Interim Raad, de CG, de EU, de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga en de Organisatie voor de Islamitische Conferentie onderstrepen voortdurend hun toewijding aan de eenheid van Libië.

32

In hoeverre is de oppositie afhankelijk van financiële steun en waarvoor hebben zij die steun nodig? Hebben zij eigen inkomsten? Voor hoelang zijn de financiële behoeften van de oppositie gedekt?

De Nationale Interim Raad heeft een groot tekort aan fondsen en zoekt mogelijkheden om bevroren tegoeden te ontdooien voor de dagelijkse behoeften (salarissen, voedsel, medische en andere basis goederen). Een voortdurend tekort zou kunnen leiden tot ontevredenheid en toenemende onveiligheid in het oosten van het land. Daarom heeft de CG besloten tot het oprichten van een tijdelijk financieel mechanisme om de NIR financieel te ondersteunen.

33

Wat is de uitkomst van de bijeenkomst van de Contact Groep van 9 juni?

In bijlage nummer 1 kunt u de voorzitterschapsverklaring van de CG van 9 juni jl. vinden.3

34

Zijn er mogelijkheden om door middel van het VN-mandaat resolutie 1973 en operatie Unified Protector de toegang van organisaties in het westen van Libië en het westelijk gebergte te verbeteren en zodoende te zorgen voor een verbetering van de humanitaire situatie?

Het westen van Libië en het westelijke gebergte zijn momenteel toegankelijk voor humanitaire organisaties. Humanitaire organisaties zijn derhalve in staat hulp te leveren.

Van 31 mei tot 4 juni bezocht een VN-missie, bestaande uit verschillende VN- en hulporganisaties, Tripoli en omgeving om de noden te identificeren. De missie kreeg ook toegang tot het westelijke gebergte. De humanitaire situatie is stabiel maar kan verslechteren, vooral in de gebieden waar nog gevochten wordt.

In een later stadium biedt VNVR Resolutie 1973 zo nodig ruimte om humanitaire toegang te verbeteren met hulp van Unified Protector. Militaire interventie ten behoeve van humanitaire hulpverlening dient echter wel als last resort ingezet te worden, enkel op verzoek van VN OCHA, onder civiele aansturing en in overeenstemming met de geldende MCDA richtlijnen voor (Guidelines on the use of Military and Civil Defence Assets to support UN humanitarian activities in complex emergencies).

35

Welke landen hebben bijgedragen aan het Regional Flash Appeal? Hoeveel bedroeg hun bijdrage?

De volgende landen hebben bijdragen geleverd aan het Regional Flash Appeal van Libië:

Australia

USD 19 500 712

Canada

USD 8 486 239

Denemarken

USD 5 717 826

Duitsland

USD 6 287 483

Europese Commissie

USD 30 659 843

Finland

USD 2 101 450

Frankrijk

USD 734 442

India

USD 1 000 000

Ireland

USD 1 553 959

Italië

USD 2 128 899

Japan

USD 5 000 000

Korea

USD 1 000 000

Kuwait

USD 1 000 000

Luxemburg

USD 657 030

Nederland

USD 2 500 000

Noorwegen

USD 7 661 660

Oostenrijk

USD 686 814

Spanje

USD 2 367 583

Verenigd Koninkrijk

USD 25 319 822

Verenigde Staten

USD 55 264 977

Zweden

USD 3 258 561

Zwitserland

USD 2 363 014

36

Is bekend hoeveel dodelijke slachtoffers er in de oorlog in Libië zijn gevallen? Hoeveel gewonden?

Nee, berichten over het aantal dodelijke slachtoffers en gewonden die te betreuren zijn gedurende de Libische opstand zijn incompleet en tegenstrijdig. Zowel het regime als de NIR heeft er baat bij het slachtofferaantal te fingeren, om zo het imago van de tegenstander te schaden.

37

Kunt u verslag doen van de bevindingen van de verkenningsmissie van de Benelux van 9–12 mei?

De belangrijkste bevindingen van de missie waren als volgt.

De situatie in Benghazi is redelijk stabiel en veilig. De sfeer is positief. De Libiërs zijn vastberaden in vrijheid te leven, niet langer onder het juk van Qaddafi. Ze willen hun land tot een democratie en rechtsstaat omvormen. Na 42 jaar dictatuur van Qaddafi zal de maatschappij opnieuw moeten worden ingericht. De NIR heeft stappen genomen voor beter bestuur en organisatie. De prioriteit van de NIR is om, na de val van Qaddafi, een constitutie te schrijven die door middel van een referendum moet worden aangenomen. Daarna worden, onder internationaal toezicht, parlements- en presidentsverkiezingen gehouden.

Hoofdlijnen voor de NIR zijn: Er zijn geen onderhandelingen of staakt-het-vuren mogelijk zonder vertrek Qaddafi en familie. De eenheid van Libië wordt beklemtoond. Ook de rol van Europa wordt onderstreept. Libië richt zich op Europa en is de bondgenoten duidelijk dankbaar. Europese steun is nodig.

De humanitaire situatie in Benghazi en het oosten is redelijk goed. De situatie in Tripoli, Misurata en Western Mountains is zorgwekkend. Humanitaire toegang tot Misurata is mogelijk. De informatie uit Tripoli is schaars en onbetrouwbaar. De huidige situatie en de eventuele post-conflict transitieperiode in Libië wordt een langdurig proces.

Zowel de NIR als de internationale gemeenschap vraagt om een snelle implementatie van het Tijdelijke Financiële Mechanisme.

38

Is het waar dat de Nationale Interim Raad (NIC) gebruik maakt van huurlingen of private military companies? Zo ja, om hoeveel mensen gaat het daarbij? Wat is hierover uw oordeel?

Er zijn indicaties dat een aantal Private Military Companies (PMC’s) hun diensten verleent aan de oppositie. Over aantallen PMC’s of eventuele huurlingen zijn bij de regering geen gegevens bekend.

39

Op welke wijze draagt Nederland bij aan het terugbrengen van elk van de specifieke tekorten waar SACEUR in Brussel op 8 juni jl. op wees?

Zie het antwoord op vraag 1.

40

Waarom is er niet voor gekozen bij te dragen aan het terugbrengen van het tekort aan capaciteit voor het aangrijpen van gronddoelen?

Zie het antwoord op vraag 1.

41

Is het waar wat de Amerikaanse minister van Defensie Gates stelde, dat het luchtmachtoperatiecentrum 300 vluchten per dag kan afhandelen, maar er amper 150 haalt? Zo ja, wat is daarvan de reden? (Zie voor tekst speech Gates http://blogs.wsj.com/washwire/2011/06/10/transcript-of-defense-secretary-gatess-speech-on-natos-future/.)

De capaciteit van het Luchtmacht operatiecentrum is afhankelijk van zowel de beschikbare middelen (vliegtuigen) als van de personele bezetting van het operatiecentrum. Het is niet duidelijk op welk van beide elementen minister Gates in zijn speech doelde.

42

Is het waar dat de munitie op raakt in de operatie Unified Protector, zoals Gates stelde? Zo ja, om welke munitie gaat het daarbij? Op welke wijze wordt dit opgelost?

De deelnemende landen dragen zelf zorg voor de benodigde munitie. Het is gebruikelijk dat landen om logistieke ondersteuning verzoeken indien een tekort aan munitie dreigt. Een dergelijk verzoek heeft Denemarken gedaan aan Nederland. Nederland heeft geen kennis van de (reserve-)voorraden munitie van de deelnemende landen.

43

Is het waar dat Denemarken verzocht heeft om munitie voor F-16's van Nederland over te nemen? Zo ja, wat is de reactie van de minister?

Zie het antwoord op vraag 3.

44 en 50

Kunt u een overzicht geven van de taken die Nederlandse PsyOps experts moeten uitvoeren in Unified Protector? Vervangen zij anderen of voeren zij een nieuwe taak uit?

Wat voor PsyOps acitiviteiten onderneemt de NAVO-operatie, waaraan Nederland gaat bijdragen?

Operatie Unified Protector is vooral gericht op de bescherming van de bevolking. De afdeling PsyOps beoogt hieraan bij te dragen door voorafgaand aan grote operaties de bevolking te informeren over het nut en de noodzaak van deze operaties en stelt hen in de gelegenheid zichzelf te beschermen. Dit informeren geschiedt onder andere door middel van flyers en radioberichten.

Het Nederlandse personeel wordt ingezet bij het plannen van deze informatiecampagne. Hierbij moet worden gedacht aan het formuleren van de juiste boodschap aan de bevolking en het plannen van de meest effectieve wijze van het verspreiden van deze boodschap. Met deze bijdrage geeft Nederland gehoor aan het verzoek van de NAVO om enkele kritische capaciteiten te versterken.

45

Zijn alle luchtverdedigingssystemen en luchtdoelartilleriegeschut in Libië inmiddels uitgeschakeld door de NAVO-bombardementen? Zo ja, welke strategische doelen worden dan op dit moment voornamelijk gebombardeerd? Zo nee, om hoeveel systemen gaat het nog? Zijn zij een gevaar voor de NAVO-vliegtuigen en helikopters?

Sinds het begin van de operatie Unified Protector is de capaciteit van de Libische luchtmacht en luchtverdediging sterk gereduceerd. De inzet van gevechtsvliegtuigen is sindsdien niet meer voorgekomen. Wel wordt nog regelmatig gebruik gemaakt van helikopters en lichte (transport)toestellen die laagvliegend opereren in een gevechtsondersteunende taak, zoals verkenning en bevoorrading. De statische strategische Surface to Air Missile (SAM) systemen in het pro-regime arsenaal zijn uitgeschakeld. Hierdoor vormen de resterende mobiele tactische SAM-systemen nog de belangrijkste dreiging voor NAVO-luchteenheden die op lage tot middelbare hoogte opereren. Door herhaaldelijke coalitieaanvallen zijn er nog slechts enkele van deze systemen inzetbaar, die vooral rondom Tripoli zijn gestationeerd. Voor luchteenheden van de coalitie wordt de huidige grond-luchtdreiging gevormd door de alom aanwezige Man Portable Air Defence Systems (MANPADS) en luchtdoelartillerie.

46

Wordt het wapenembargo door de internationale gemeenschap ook over land bewaakt of alleen in de lucht en op zee? Zijn er schattingen van het aantal en soort wapens dat nog steeds Libië bereikt, ondanks het toezicht op de naleving van het wapenembargo?

Zie het antwoord op vraag 17.

47

Houdt toezicht op de naleving van het wapenembargo in dat ook wapens voor de oppositie worden tegengehouden door de internationale troepen? Zo nee, hoe verhoudt zich dit tot de VN Veiligheidsraad resolutie 1973 die een wapenembargo voor Libië oplegt?

De vraag of resolutie 1973 wapenleveranties aan de rebellen toestaat wordt niet eensluidend beantwoord. Zoals de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het algemeen overleg op 19 april jl. heeft verklaard, is de dominante interpretatie dat de resolutie geen ruimte geeft voor bewapening van een van de groepen in Libië.

Het wapenembargo is van toepassing op alle schepen die naar Libië gaan. Alle schepen die van buiten Libië wapens en/of munitie aanvoeren naar Libië worden tegengehouden. Een uitzondering maakt de NAVO voor transport van wapens en/of munitie voor de rebellen vanuit Libië naar een ander deel van Libië. Als het een transport voor de troepen van Qaddafi betreft worden (in het kader van de bescherming burgerbevolking) de schepen vanuit Libië naar een ander deel in Libië wel tegengehouden.

48

Is de regering van mening dat het mandaat voor handelen dat gegeven wordt met de VN Veiligheidsraad resolutie 1973 afwijkt van de daadwerkelijke uitvoering ervan door de NAVO (en aangesloten landen)? Zo ja, hoe gaat de regering daarmee om? Zo nee, hoe beoordeelt de regering in dat kader dan de bombardementen op civiele doelen en de training en bewapening van de oppositie door de internationale gemeenschap?

Zie het antwoord op vraag 15.

49

Kunt u aangeven hoe de verhouding inmiddels ligt tussen civiele en militaire doelen van de NAVO-bombardementen?

In principe worden alleen militaire doelen aangegrepen die een bedreiging vormen voor de bevolking van Libië. De regering is niet op de hoogte van mogelijke civiele objecten die zouden zijn aangevallen.

50

Wat voor PsyOps acitiviteiten onderneemt de NAVO-operatie, waaraan Nederland gaat bijdragen?

Zie het antwoord op vraag 44.

51 en 58

De luchtmacht van Qaddafi vormt geen serieuze bedreiging meer. Is er dan nog onverminderde behoefte aan handhaving van de no-fly zone?

Met welke activiteiten houden de Nederlandse F16's zich het meest bezig? Valt het accent meer op inlichtingenvergaring nu de luchtmacht van Qaddafi geen serieuze bedreiging meer vormt?

Hoewel de luchtmacht van Qaddafi momenteel geen serieuze bedreiging meer vormt, beschikt Qaddafi nog wel over de capaciteit om met vliegtuigen en helikopters de burgerbevolking te bedreigen. Conform de voortgangsrapportage van SACEUR hebben het embargo en de no fly zone tot op heden hun nut bewezen. Dankzij de No Fly Zone heeft Qaddafi zijn luchtwapen niet tegen de burgerbevolking kunnen inzetten. SACEUR stelt verder dat de situatie op de grond het vooralsnog niet toelaat dat de NAVO afziet van het handhaven van het embargo en de no fly zone.

De zes F-16's zullen ook na 23 juni alleen in een air-to-air rol worden ingezet. De vliegtuigen kunnen worden ingezet voor de verdediging van het luchtruim, gebiedsbewaking en inlichtingenvergaring. Daarnaast blijvende F-16's inzetbaar voor de taken in het kader van de handhaving van het wapenembargo. Een exacte verdeling tussen deze taken is niet te geven, omdat de toewijzing van opdrachten per dag wisselt en meer taken in één opdracht gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd.

52 t/m 54

Kunt u een overzicht geven van landen die vanaf 23 juni een ander mandaat dan in de eerste periode van Unified Protector op zich nemen?

Kunt u een overzicht geven van landen binnen Unified Protector die geen actieve rol spelen bij de uitvoering van resolutie 1970 en 1973?

Kunt u een overzicht geven van de landen binnen Unified Protector die een caveat hebben aangebracht bij de operatie? Welke caveat?

Hoewel het zogenoemde force generation proces voor de verlengingsfase nog volgt, hebben de meeste deelnemende landen al informeel meegedeeld dat zij hun bijdrage zullen voortzetten, meestal in de huidige vorm. Alleen Noorwegen heeft medegedeeld de bijdrage met F-16s met ingang van 1 augustus 2011 te zullen staken.

De operatie Unified Protector geniet binnen NAVO unanieme steun. De NAVO heeft aan deze operatie delen van de commandostructuur gecommitteerd. In deze structuur zijn nagenoeg alle bondgenoten vertegenwoordigd. Op dit moment leveren naast Nederland dertien landen een actieve bijdrage, te weten: België, Bulgarije, Canada, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Italië, Noorwegen, Roemenie, Spanje, Turkije, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Ook EU-partner Zweden neemt deel aan de operatie. Verder leveren verschillende Arabische landen bijdragen aan Unified Protector. Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten nemen deel met militaire middelen, terwijl Jordanië de operatie ondersteunt met logistieke middelen.

Er worden in het algemeen geen caveats gehanteerd door de deelnemende landen. Wel begrenzen de meeste landen hun deelneming aan de operatie in tijd. Daarnaast zijn er diverse landen die geen middelen hebben aangeboden waarmee gronddoelen kunnen worden aangegrepen (Air-to-ground). Dit betreft onder andere Spanje, Nederland, Turkije, Jordanië, Qatar en Zweden.

53

Kunt u een overzicht geven van landen binnen Unified Protector die geen actieve rol spelen bij de uitvoering van resolutie 1970 en 1973?

Zie het antwoord op vraag 52.

54

Kunt u een overzicht geven van de landen binnen Unified Protector die een caveat hebben aangebracht bij de operatie? Welke caveat?

Zie het antwoord op vraag 52.

55

Waarom moest de VS extra tankervliegtuigen inzetten? Was er sprake van extra oorlogsinspanning of was er geen alternatief onder NAVO-landen?

Omdat de overige NAVO-landen onvoldoende tankercapaciteit beschikbaar konden stellen om de luchtoperatie te steunen, heeft de VS besloten de regulier voor de operatie benodigde capaciteit vooralsnog beschikbaar te stellen.

56

Waar zullende AWACS met Nederlands personeel precies voor worden ingezet de komende 3 maanden?

Zie het antwoord op vraag 4.

57

Hoe staat de Arabische Liga tegenover de voortgang van de NAVO-missie? Is hiervoor nog steeds brede steun?

De Arabische Liga heeft op 12 maart jl. een verklaring uitgebracht waarin de VNVR om een No Fly zone in Libië en de bescherming van de Libische bevolking wordt verzocht. Op basis van de VNVR resoluties 1970 en 1973 neemt een aantal Arabische landen (Qatar, VAE, en Jordanië) deel aan de NAVO-operatie. De Arabische Liga neemt als waarnemer deel aan de CG.

58

Met welke activiteiten houden de Nederlandse F16's zich het meest bezig? Valt het accent meer op inlichtingenvergaring nu de luchtmacht van Qaddafi geen serieuze bedreiging meer vormt?

Zie het antwoord op vraag 51.

59

In hoeverre kampt de operatie met operationele tekorten? Wat voor tekorten zijn dit, en in hoeverre zijn bondgenoten in staat en bereid om die aan te vullen?

Zie het antwoord op vraag 1.

60

Wat heeft het overleg van de Afrikaanse Unie met de VN Veiligheidsraad van 15 juni opgeleverd?

Het overleg onderstreepte het belang van de AU-bijdrage om een oplossing te vinden voor de crisis in Libië, in coördinatie met alle andere betrokken partijen.

Daarbij hebben beide partijen opgeroepen tot een staakt-het-vuren voor humanitaire doeleinden. Dit moet worden gevolgd door een politiek staakt-het-vuren om een inclusieve, op concessies gebaseerde oplossing te bereiken.

61

In hoeverre delen de VN Veiligheidsraad, de NAVO en de Internationale Contact Groep gemeenschappelijke uitgangspunten met 1) de Afrikaanse Unie en 2) de Arabische Liga over een oplossing voor de Libische crisis? In hoeverre steunen de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie de NAVO operatie, en in hoeverre zijn zij er kritisch over?

Zie het antwoord op vraag 18 en 57.

De Contactgroep Libië is bedoeld om de internationale inspanningen en initiatieven rondom de crisis in Libië op elkaar af te stemmen. Vanaf het begin heeft de regering, ook in EU verband, aangedrongen op vergrote regionale (AL, AU) betrokkenheid in Libië. Beide organisaties nemen als waarnemers deel aan het internationale contact groep. Daarnaast waren Zuid-Afrika en Egypte ook als waarnemers aanwezig.

De VNVR-resolutie 1973 is een gemeenschappelijk uitgangspunt voor de Contactgroep. De Arabische Liga heeft op 12 maart jl. een verklaring uitgebracht waarin de VNVR om een no-fly-zone boven Libië wordt verzocht en wordt opgeroepen tot de bescherming van de Libische bevolking. Op basis hiervan nemen een aantal Arabische landen deel aan de NAVO-operatie. De Afrikaanse Unie heeft de VNVR resolutie niet officieel gesteund.

De Contactgroep is van mening dat Qaddafi alle legitimiteit heeft verloren. De Arabische Liga en de Afrikaanse Unie hebben zelf niet officieel verklaard dat Qaddafi zijn legitimiteit verloren heeft.

62 t/m 65

Welk bedrag is er precies nog op de HGIS begroting voor 2011 voor defensieoperaties, nu de minister van Defensie in het AO NAVO defensieraad op 31 mei stelde dat het 10 miljoen was en er in de begroting voor de verlenging van de Nederlandse bijdrage een bedrag van 15 miljoen euro is begroot?

Kunt u aangeven dat het begrote bedrag van de vorige periode helemaal is gebruikt of is er geld overgebleven? Zo ja, hoeveel? Is er tekort? Zo ja, hoeveel? Kunt u ook aangeven wat de reële uitgaven zijn voor de post common funded operaties? Zijn er in de komende periode ook uitgaven voor common funded operaties? Wat is het totaal van de common funded operaties voor de hele NAVO?

In hoeverre heeft de uitputting van het HGIS budget voor crisisbeheersingsoperaties op de defensiebegroting in 2011 effect op de keuze van het kabinet voor de inhoud, duur en grootte van deze missie?

Is er voldoende geld beschikbaar in het HGIS budget voor crisisbeheersingsoperaties op de defensiebegroting voor 2011 om deze verlenging van de missie te betalen? Zo nee, hoe is dit geld beschikbaar gekomen? Zo ja, hoeveel geld is na deze missie nog over?

De raming van de additionele uitgaven voor de verlenging van de Nederlandse deelname aan operatie Unified Protector (OUP) bedraagt 15 miljoen euro. Dit bedrag kan worden geaccommodeerd binnen de voorziening crisisbeheersingsoperaties van HGIS door een aantal meevallers bij lopende operaties. Eén daarvan betreft een meevaller van 3 miljoen euro in de eerste drie maanden van de deelneming aan OUP. Met deze verlenging is de voorziening voor crisisbeheersingsoperaties binnen de HGIS voor 2011 op basis van de huidige ramingen nagenoeg volledig benut. Het beperkte beschikbare budget heeft echter geen invloed gehad op de besluitvorming over de inhoud, duur en grootte van deze missie.

Het totale NAVO-budget voor common funded operaties voor 2011 is vastgesteld op 460 miljoen euro. Nederland draagt hieraan naar rato bij vanuit de voorziening voor crisisbeheersingsoperaties (post contributies). In het vastgestelde budget is nog geen rekening gehouden met de extra inzet van AWACS-vliegtuigen binnen OUP. Over de hiervoor benodigde verhoging moet in de NAVO nog besluitvorming binnen de NAVO worden besloten. Zoals gemeld in de brief aan de Kamer over de initiële Nederlandse bijdrage aan OUP, wordt rekening gehouden met een verhoging van de Nederlandse bijdrage met 3,8 miljoen euro, die binnen de voorziening kan worden geaccommodeerd. Er zijn op dit moment geen indicaties dat de verlenging van OUP tot eind september tot een verdere verhoging van dit bedrag zal leiden.

63

Kunt u aangeven dat het begrote bedrag van de vorige periode helemaal is gebruikt of is er geld overgebleven? Zo ja, hoeveel? Is er tekort? Zo ja, hoeveel? Kunt u ook aangeven wat de reële uitgaven zijn voor de post common funded operaties? Zijn er in de komende periode ook uitgaven voor common funded operaties? Wat is het totaal van de common funded operaties voor de hele NAVO?

Zie het antwoord op vraag 62.

64

In hoeverre heeft de uitputting van het HGIS budget voor crisisbeheersingsoperaties op de defensiebegroting in 2011 effect op de keuze van het kabinet voor de inhoud, duur en grootte van deze missie?

Zie het antwoord op vraag 62.

65

Is er voldoende geld beschikbaar in het HGIS budget voor crisisbeheersingsoperaties op de defensiebegroting voor 2011 om deze verlenging van de missie te betalen? Zo nee, hoe is dit geld beschikbaar gekomen? Zo ja, hoeveel geld is na deze missie nog over?

Zie het antwoord op vraag 62.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Haverkamp, M.C. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), ondervoorzitter, Irrgang, E. (SP), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), voorzitter, Broeke, J.H. ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Bosman, A. (VVD), Dikkers, S.W. (PvdA), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV), Hilkens, M. (PvdA) en Vacature VVD.

Plv. leden: Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Samsom, D.M. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Çörüz, C. (CDA), Knops, R.W. (CDA), Arib, K. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Mos, R. de (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Schouw, A.G. (D66), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Wilders, G. (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Veldhoven, S. van (D66), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV), Recourt, J. (PvdA) en Mulder, A. (VVD).

X Noot
2

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Knops, R.W. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), ondervoorzitter, Berndsen, M.A. (D66), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Bosman, A. (VVD), El Fassed, A. (GL), Hernandez, M.M. (PVV), Hachchi, W. (D66) en Grashoff, H.J. (GL).

Plv. Leden: Taverne, J. (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Ferrier, K.G. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Vacature VVD, Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Ormel, H.J. (CDA), Schouw, A.G. (D66), Bontes, L. (PVV), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Peters, M. (GL), Roon, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66) en Braakhuis, B.A.M. (GL).

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven