Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over «kinderarbeid en positie Dalits in India» (ingezonden 16 januari 2012).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken), mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ontvangen 14 maart 2012).

Vraag 1

Is het – mede gezien uw antwoord op eerdere vragen1 over een robuust duurzaamheidhoofdstuk in het EU-India vrijhandelsverdrag – mogelijk gebleken overeenstemming te bereiken over zo’n hoofdstuk dat in overeenstemming is met de motie die de Kamer daarover heeft aangenomen?2 Zo nee, bent u dan van plan om gezien de motie uw steun aan het verdrag te onthouden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1

Het is niet mogelijk gebleken om de onderhandelingen over het EU-India vrijhandelsverdrag voor de EU-India Top van afgelopen 10 februari af te ronden.

Vraag 2

Onder verwijzig naar uw antwoord op vraag 5 over «Kinderarbeid en de positie van Dalits in India»: «De Indiase regering heeft de afgelopen jaren wetgeving ingevoerd om kinderarbeid, dwangarbeid en non-discriminatie tegen te gaan», kunt u de Kamer informeren welke wetgeving dit betreft en hoe u de uitvoering daarvan beoordeelt?

Antwoord 2

Het gaat om de «Right to Education Act», de «Child Labour Prohibition & Regulation Act» en de National Rural Employment Guarantee Act (NREGA). De Indiase overheid zet de nodige stappen om kinderarbeid en discriminatie van Dalits tegen te gaan, maar merkt tegelijkertijd dat capaciteitsgebrek en de hardnekkige (rurale) ontwikkelingsproblematiek, implementatie soms in de weg staan.

Vraag 3

Bent u, gezien uw antwoord op genoemde vraag 5, van mening dat het kritische rapport van de International Trade Union Confederation (ITUC) over de uitvoering van de vier fundamentele arbeidsrechten in India3 te somber is over de bestaande situatie in India? Zo ja, op welke bronnen baseert u uw afwijkende oordeel en kunt u de Kamer uw onderbouwde analyse doen toekomen?

Antwoord 3

Het ITUC-rapport is kritisch over de naleving van de vier fundamentele arbeidsrechten in India in de praktijk. Wat betreft het bestrijden van kinderarbeid is het van belang te onderkennen dat door de Right to Education Act wellicht miljoenen kinderen, meer dan voorheen naar school gaan.

India beschikt over een goed stelsel van wetten en regelgeving op het terrein van mensenrechten, maar er zijn verbeteringen nodig in de naleving daarvan.

Vraag 4

Welke bijdrage levert u, gezien uw prioriteit voor de vier fundamentele arbeidsrechten, aan de betere naleving van deze rechten in India, onder meer via bilaterale politieke contacten, de EU, de VN en het MVO instrumentarium?

Antwoord 4

De Indiase overheid is verantwoordelijk voor naleving van de vier fundamentele arbeidsrechten in India. Nederland is actief lid van VN-organisaties zoals ILO UNICEF, UNDP en UNIFEM. Deze organisaties hebben programma’s in India gericht op naleving van fundamentele arbeidsrechten. Nederland is voorts actief in de voorbereidingen van de EU-India mensenrechtendialoog, waarin o.a. fundamentele arbeidsrechten geagendeerd staan.

Daarnaast ondersteunt de Nederlandse Ambassade in New Delhi Nederlandse bedrijven om arbeidsomstandigheden te verbeteren in de keten.

Vraag 5

Kunt u de Kamer de «studies/analyses die stellen dat de positie van Dalits verbetert, bijvoorbeeld in de deelstaat Uttar Pradesh» doen toekomen? Bent u van mening dat deze verbeteringen substantieel zijn en zich met de huidige aanpak van de Indiase regering sterk zullen voortzetten? Of bent u van mening dat de Indiase overheid nog aanzienlijke nieuwe inspanningen moet verrichten om de rechten van Dalits op tal van terreinen te waarborgen?

Antwoord 5

Ik stuur u deze studie «Rethinking Inequality: Dalits in Uttar Pradesh in the Market Reform Era» als bijlage toe.4

De woon-, werk- en sociale omstandigheden van Dalits, in de deelstaat Uttar Pradesh, verbeteren. Nationale wetgeving voor de bescherming van Dalits is voldoende aanwezig, hoewel vooral in landelijke gebieden implementatie van deze wetgeving vaak gebrekkig is.

Vraag 6

Betekent uw antwoord op vraag 7 over de uitvoering van de motie over de positie van de Dalits («In de mensenrechtenstrategie van de Nederlandse regering staat dat effectiviteit van het beleid voorop zal staan en dat daarbij selectiever zal worden opgetreden») dat u niet van plan bent de motie (in zijn geheel) uit te voeren? Zo ja, waarom niet, gezien uw eerdere toezegging dat u de motie zou uitvoeren? Zo nee, wat gaat u doen om de motie wel uit te voeren?

Antwoord 6

De Nederlandse regering heeft in de mensenrechtenstrategie «Verantwoordelijk voor Vrijheid» duidelijke keuzes gemaakt. Hierbij is aangegeven dat effectiviteit en selectiviteit voorop staan in de uitvoering van het beleid. Ik heb naar aanleiding van de kamermotie besloten een financiële bijdrage te geven aan de organisatie International Dalit Solidarity Network (IDSN). In EU-kader en VN-verband staat het onderwerp »discriminatie op basis van werk en afkomst» op de agenda.

Vraag 7

Bent u van plan, zowel bilateraal en/of samen met de Europese Commissie om de Indiase regering aan te spreken op de inhoud van het rapport «Torture in India 2011»5 van het Asian Centre for Human Rights, waaruit onder meer blijkt dat sinds 2001 officieel 14 231 personen zijn geregistreerd die zijn overleden in politiebureaus en gevangenissen, in bijna alle gevallen door marteling (cijfers die volgens het rapport «een fractie» van het probleem weergeven)?

Antwoord 7

In de jaarlijkse EU-India mensenrechten dialoog, eind maart 2012 staat het onderwerp op de agenda.

Vraag 8

Wat wordt de inzet van de Nederlandse regering met betrekking tot mensenrechten in voorbereiding op en tijdens de komende EU-India Top en de mensenrechtendialoog met India in het voorjaar?

Antwoord 8

Nederland spant zich ervoor in de eigen mensenrechtenprioriteiten hun plaats te geven.

Vraag 9

Bent u bereid een analyse/notitie over de situatie op het gebied van arbeidsrechten en mensenrechten in India aan de Kamer te doen toekomen en daaraan een meerjarig werkprogramma te verbinden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

In de jaarlijkse mensenrechtenrapportage aan uw Kamer wordt de Nederlandse inzet op het gebied van mensenrechten, ook in India, vermeld.

Vraag 10

Bent u bereid de vragen voor 7 februari te beantwoorden i.v.m. de EU-India Top die in die week gehouden wordt?

Antwoord 10

Helaas is het niet gelukt uw vragen voor aanvang van de EU-India Top (10 februari 2012) te beantwoorden.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, nr. 772, vergaderjaar 2011–2012.

X Noot
2

Kamerstuk 32 500 V, nr. 110.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven