Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel over het bericht dat een kind in het buitenland bijna nooit naar een ouder mag reizen die al een verblijfsvergunning heeft (ingezonden 23 januari 2012).

Antwoord minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) (ontvangen 20 februari 2012).

Vraag 1 t/m 5

Bent u bekend met het bericht van Defence for children over de gevolgen van het verscherpte beleid voor kinderen in het buitenland die zich met een in Nederland toegelaten vluchtelingouder willen herenigen?1 Zo ja, wat was uw eerste reactie?

Wat is uw oordeel over het feit dat bijna ieder kind dat z’n ouder(s) (die reeds een vergunning heeft/hebben) wil nareizen naar Nederland is afgewezen in de eerste helft van 2011? Hoe verhoudt het Nederlandse beleid voor nareizende kinderen zich ten opzichte van de EU-richtlijn inzake gezinshereniging?

Deelt u de mening dat het strenge beleid voor deze groep kinderen niet past bij het uitgangspunt dat het gezin de hoeksteen is van de samenleving? Zo ja, bent u van plan het huidige beleid daarop aan te passen? Zo nee, waarom niet?

Deelt u voorts de mening dat de bewijslast voor kinderen om de band met de ouders te bewijzen te streng is geworden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de bewijslast te versoepelen en hen met spoed en voorrang te behandelen?

Deelt u de mening dat de huidige hoorpraktijk – die soms uren achter elkaar duurt, waarbij vaak meerdere tolken vertalen, die niet is afgestemd op leeftijd- en ontwikkelingsniveau en waarbij geen rekening wordt gehouden met trauma’s – in strijd is met artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag en de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verbeteringen gaat u doorvoeren?

Antwoorden 1 t/m 5

Ik ken het bericht van Defence for Children.

Zoals ik ook in mijn brief aan de Tweede Kamer van 27 januari 20122 heb aangegeven, staat voorop dat gezinsleden die al in het land van herkomst een gezin vormden, met elkaar herenigd kunnen worden. Hiermee sluit ik ook aan bij internationale afspraken zoals de gezinsherenigingsrichtlijn. In deze brief en in eerdere correspondentie en debatten met de Tweede Kamer, heb ik ook uitgelegd dat er in het verleden vaak sprake was van fraude waarbij geprobeerd werd om vreemdelingen naar Nederland te laten komen die feitelijk géén deel uitmaakten van het gezin. Dit gebeurde ook met kinderen. Dat is naar mijn mening zeer onwenselijk. Ik wil geen bijdrage leveren aan fraude, mogelijk zelfs leidend tot kindersmokkel. Daarom is in 2009 al een pakket aan maatregelen aangekondigd. Deze maatregelen bleken nodig te zijn en zijn effectief. Ik realiseer mij dat het als een belasting kan voelen dat er veel vragen worden gesteld in interviews waarin de feitelijke gezinsband wordt vastgesteld. Vooral voor Somaliërs, die vaak geen documenten hebben en van wie eventuele documenten niet worden erkend en die daarmee in bewijsnood verkeren, heb ik geen andere mogelijkheid dan het aanbieden van een interview waarin de gezinsband en het feitelijk behoren tot het gezin worden vastgesteld. In mijn brief heb ik al uitgelegd dat aan deze beide voorwaarden moet worden voldaan.

Het hoge afwijzingspercentage van nareisaanvragen betreft vooral Somaliërs en dit is de groep met het hoogste aantal aanvragen, en ook de groep waar vooral de fraude is geconstateerd. Ik heb u al eerder gemeld dat adviesaanvragen voor nareis worden afgewezen als er nader onderzoek nodig is om vast te stellen of aan de voorwaarden wordt voldaan. Immers, een dergelijk arbeidsintensief onderzoek past niet bij een adviesprocedure. Ook deze werkwijze leidt tot een hoger afwijzingspercentage. Deze gezinsleden kunnen alsnog hun aanvraag op de post indienen waarna het benodigde onderzoek kan plaatsvinden.

Het overgrote deel van de nareisaanvragen wordt ingediend bij de ambassades in Addis Abeba en Nairobi. De gezinsleden bevinden zich vrijwel allemaal in dezelfde omstandigheden zodat prioriteitsstelling lastig is. De meeste aanvragen betreft aanvragen van (pleeg)kinderen. De IND en ambassades proberen voorrang te verlenen aan aanvragen van onbegeleide kinderen. Met Vluchtelingenwerk Nederland is afgesproken dat zij schrijnende zaken kunnen voordragen waarin zij een spoedige afhandeling wenselijk achten.

Op de Nederlandse vertegenwoordiging in Addis Abeba zijn IND medewerkers werkzaam die interviews afnemen. Deze IND-medewerkers hebben ruimschoots ervaring met het horen van minderjarige kinderen in de asielprocedure. Deze IND-medewerkers hebben het ambassadepersoneel in de regio getraind in het kindvriendelijk horen. Er wordt rekening gehouden met de leeftijd van het kind en zijn emotionele toestand. De wijze van vraagstelling, de duur van het interview en de ruimte waar het interview wordt afgenomen is hierop aangepast.


X Noot
1

Persbericht 5 januari 2012.

X Noot
2

Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011–2012, 19 637, nr. 1487.

Naar boven