Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het handelen van een politiechef (ingezonden 5 december 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 15 februari 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1045.

Vraag 1

Bent u bekend met de zaak die speelde tussen een politiechef en een medewerker naar aanleiding van een stuk in een lokaal nieuwsmedium?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Is hier naar uw oordeel sprake van een strafbaar feit?

Is er in opdracht van de officier van justitie een strafrechtelijk onderzoek ingesteld?

Antwoord 2 en 3

De betrokken politiechef heeft destijds aangifte gedaan van tegen haar gepleegde strafbare feiten. In overleg met de Hoofdofficier van Justitie is besloten deze aangifte slechts te gebruiken als getuigenverklaring in een disciplinair onderzoek dat liep tegen een politieambtenaar en dat werd uitgevoerd door Bureau Interne Zaken van het regionaal politiekorps Zuid-Holland-Zuid. Er is dus geen strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar aanleiding van deze aangifte. Bijgevolg is ook niet beoordeeld of sprake was van een strafbaar feit.

Vraag 4, 5 en 6

Klopt het dat betrokken politiechef naar aanleiding van dit stuk heeft geprobeerd de identiteit van de schrijver te achterhalen door een uitdraai te vragen van GBA-gegevens? Zo ja, acht u dit in overeenstemming met de uitgangspunten van de wet GBA en de voorwaarden waaronder aan de politie gegevens mogen worden verstrekt?

Klopt het dat betrokken politiechef persoonsgegevens heeft opgevraagd bij de redactie van het lokale nieuwsmedium? Op grond van welke wettelijke basis is dit gebeurd?1

Klopt het dat een dergelijk onderzoek alleen mogelijk is met een machtiging van een officier van justitie? Was hiervan sprake bij dit onderzoek? Zo nee, wat is uw oordeel over dit handelen van de betrokken politiechef?

Antwoord 4, 5 en 6

De betrokken politiechef heeft de redactie van een lokale krant verzocht de naam en het adres van de schrijver van een ingezonden brief ter beschikking te stellen. De redactie heeft aan dit verzoek voldaan en heeft haar de naam en het e-mailadres van de schrijver van de ingezonden brief verstrekt. Voor een dergelijk verzoek is geen machtiging van een officier van justitie nodig. Er was namelijk geen sprake van de inzet van enige (bijzondere) opsporingsbevoegdheid. De betrokken politiechef heeft geen uitdraai van de GBA-gegevens verkregen.

Vraag 7, 8 en 11

Klopt het dat betrokken politiechef opdracht heeft gegeven aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) tot het doen van een schrijfstijl vergelijkend onderzoek? Op grond van welke wettelijke basis is dit gebeurd?1

Klopt het dat voor een dergelijk onderzoek een opdracht van een officier van justitie of een rechter-commissaris noodzakelijk is? Was deze opdracht aanwezig? Zo nee, hoe heeft dit onderzoek dan toch plaats kunnen vinden?

Deelt u de mening dat deze politiechef niet zelf onderzoek had mogen doen naar deze zaak om belangenverstrengeling te voorkomen?

Antwoord 7, 8 en 11

Het in het antwoord op vraag 3 bedoelde disciplinaire onderzoek is uitgevoerd door medewerkers van het Bureau Interne Zaken van het regiokorps Zuid-Holland-Zuid.

In dit onderzoek is door de medewerkers van het Bureau Interne Zaken de afdeling Technische Recherche ingeschakeld. Door de chef van de Technische Recherche is de in de vraag genoemde opdracht voor handschriftvergelijking gegeven. Bij het verstrekken van de opdracht aan het NFI is schriftelijk aangegeven dat de aanvraag betrekking had op een «intern integriteitonderzoek van de politie Zuid-Holland-Zuid».

Vraag 9

Klopt het dat een dergelijk onderzoek enkel plaats kan vinden indien er sprake is van een misdrijf? Was er naar uw mening sprake van een misdrijf?

Antwoord 9

Er was geen sprake van een opsporingsonderzoek op grond van een verdenking van enig strafbaar feit, maar van een intern disciplinair onderzoek. De officier van justitie of rechter-commissaris hebben geen rol in dergelijke onderzoeken.

Vraag 10

Klopt het dat voor het uitvoeren van dit onderzoek, documenten van de werkcomputer van betrokken medewerker zijn gehaald? Hoe verhoudt zich dit tot afspraken hoe omgegaan dient te worden met vertrouwelijke politie-informatie en richtlijnen van het College bescherming persoonsgegevens?

Antwoord 10

Uit het dossier dat op grond van het disciplinair onderzoek tegen de bewuste politieambtenaar is opgesteld is dit niet gebleken.

Vraag 12

Klopt het dat betrokken medewerker geschorst is op basis van artikel 84, eerste lid, onder a en c, van het Besluit Algemene Rechtspositie Politie (Barp)? Zo ja, hoe is dit mogelijk indien er geen sprake is van een misdrijf dan wel een strafrechtelijk onderzoek?1

Antwoord 12

Betrokken medewerker is conform bedoeld artikel geschorst in afwachting van de resultaten van een disciplinair onderzoek.

Vraag 13

Is onomstotelijk vastgesteld dat betrokken politiemedewerker het stuk in het lokale nieuwsmedium heeft geschreven?

Antwoord 13

Onomstotelijk staat vast dat het stukje in het lokale nieuwsmedium is verzonden vanaf de privé-computer die bij betrokken medewerker in gebruik was. Deze computer was door betrokkene beveiligd door middel van het gebruik van een wachtwoord.

Vraag 14

Klopt het dat betrokken medewerker aangifte heeft gedaan van valsheid in geschrifte en computervredebreuk, maar dat deze aangifte werd geseponeerd? Wat was hiervan de reden?

Antwoord 14

De betrokken medewerker heeft aangifte bij het Korps Landelijke Politiediensten gedaan. Dit Korps heeft naar aanleiding van deze aangifte in opdracht van het Openbaar Ministerie een feitenonderzoek verricht. Op grond van dit feitenonderzoek heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat er geen sprake was van valsheid in geschrifte en computervredebreuk. Om deze reden is niet overgegaan tot vervolging van de in de aangifte genoemde personen.

Vervolgens heeft de betrokken medewerker tegen het besluit van het Openbaar

Ministerie een zogenaamde artikel 12 procedure gestart bij het gerechtshof te Den Haag. Het Hof heeft zijn klacht afgewezen.

Vraag 15 en 16

Wat is uw oordeel over de gronden van de schorsing en het uiteindelijke ontslag van de betrokken politiemedewerker? Welke eventuele gevolgen verbindt u hieraan?

Wat is uw mening over het handelen van de betrokken politiechef, in het licht van bovenstaande? Welke eventuele gevolgen verbindt u hieraan?

Antwoord 15 en 16

Voorop staat dat betrokken medewerker niet bij wijze van straf is ontslagen, maar dat hem «op andere gronden» ontslag is verleend. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 23 juni 2009 over dit ontslag geoordeeld dat uit de gang van zaken niet anders kan worden afgeleid dan dat er sprake was van onherstelbaar verstoorde verhoudingen. Volgens de bevindingen van de Raad was door het optreden van de betrokken politiemedewerker in de periode voorafgaand aan de publicatie in het lokale medium sprake van een situatie waarin vruchtbare verdere samenwerking niet meer mogelijk was.


X Noot
1

Bijlage verstrekt aan bewindspersoon.

Naar boven