Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en voor Immigratie en Asiel over het achterlaten van vrouwen en kinderen in Marokko (ingezonden 23 november 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 14 februari 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 934.

Vraag 1

Kent u het bericht «Veel vrouwen gedumpt in Marokko»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aan de hand van het aantal meldingen per jaar van ongeveer tachtig vrouwen, die vanuit Nederland in Marokko zijn achtergelaten, een beredeneerde schatting maken van het totale aantal vrouwen dat jaarlijks wordt achtergelaten? Zo ja, hoe groot is dit probleem volgens die schatting? Zo nee, kunt op andere wijze een indicatie geven van de omvang van het probleem?

Antwoord 2

Voor zover de ambassade in Marokko kan nagaan is het aantal van 80 meldingen aan de hoge kant. Een deugdelijke schatting van het daadwerkelijke aantal achterlatingen kan de ambassade niet maken. Ook beschik ik niet over andere kwantitatieve gegevens hieromtrent.

Vraag 3

Deelt u de mening dat achterlating zich de laatste jaren voordoet bij verschillende minderheidsgroeperingen afkomstig uit Irak, Iran, Pakistan enz? Hebt u een beeld van de omvang van dit probleem? Zo nee, bent u bereid een onderzoek hiernaar te doen?

Antwoord 3

Ja, in de genoemde landen doen zich inderdaad gevallen van achterlating voor. Een inschatting van de omvang is amper te maken aangezien deze problematiek zich vooral buiten het gezichtsveld van de ambassades afspeelt. De vraag om hiernaar onderzoek te doen is ook aan de orde gekomen in de vorm van een (verworpen) motie tijdens het VAO Eergerelateerd Geweld van 16 februari 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 388, nr. 44). De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze motie ontraden, omdat het registreren en onderzoeken van de omvang van deze problematiek complicaties oplevert. De drempel voor slachtoffers om melding te doen is hoog vanwege loyaliteit aan de familie of vanwege sociale druk door de omgeving.

Vraag 4

Wat is uw mening over het feit dat vaak minderjarige kinderen bij achterlating worden betrokken en in landen van herkomst aan hun lot worden overgelaten? Deelt u de mening dat bij achterlating sprake is van een vorm van kindermishandeling, verwaarlozing? Zo ja, welke juridische mogelijkheden zijn er om ouders die zich schuldig maken aan achterlating te vervolgen vanwege kindermishandeling?

Antwoord 4

De vraag of onder omstandigheden bij het achterlaten van minderjarigen sprake kan zijn van kindermishandeling is te sterk afhankelijk van de specifieke context en omstandigheden om in algemene zin te beantwoorden. Er moet sprake zijn van opzettelijke benadeling van de gezondheid. Zeker in gevallen waarbij de achtergelaten kinderen worden opgenomen binnen hunfamilie is het de vraag of dit aan de orde is. Indien sprake lijkt te zijn van kindermishandeling is het in beginsel mogelijk dat het OM overgaat tot vervolging, mits de dader Nederlander is en het feit in het land waar het is begaan ook strafbaar is.

Vraag 5

Herinnert u zich de eerdere ingediende moties, gestelde schriftelijke vragen en gevoerde debatten over achtergelaten vrouwen? Bent u bereid een overzicht van de toen aangekondigde beleidsmaatregelen om achterlating te bestrijden naar de Kamer te zenden en daarbij aan te geven wat het effect is dan wel de resultaten zijn van de genomen maatregelen?

Antwoord 5

Daags na de ontvangst van uw schriftelijke vragen bereikte mij ook een verzoek van uw vaste commissie voor Veiligheid en Justitie om uw Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het beleid inzake achtergelaten vrouwen en de effecten daarvan. Ik zal uw vraag beantwoorden gelijktijdig met mijn reactie op dit VKC-verzoek en mijn eerder toegezegde reactie op enkele beleidsvoorstellen van het lid Arib. U ontvangt deze brief op korte termijn.

Vraag 6

Bestaat de ambtelijke werkgroep van het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Marokkaanse Justitie nog? Zo ja, wat zijn de werkzaamheden van deze werkgroep? Op welke manier is het probleem van achterlating van Marokkaanse vrouwen op de agenda gezet? Wat is de uitkomst van de gevoerde overleggen met de Marokkaanse autoriteiten?

Antwoord 6

De ambtelijke werkgroep van het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Marokkaanse ministerie van Justitie komt in beginsel elke twee jaar bijeen. In 2012 zal de volgende ambtelijke werkgroep plaatsvinden. Tijdens de vorige bijeenkomst van de werkgroep, maar ook in andere meer recente gesprekken met de Marokkaanse autoriteiten, is deze problematiek aan de orde gesteld door de Marokkaanse autoriteiten op de rechten van betrokken vrouwen te wijzen.

Vraag 7

Is het waar dat Nederlandse justitiële autoriteiten niets kunnen doen tegen genoemde praktijken? Zo ja, waarom niet? Zo nee, welke mogelijkheden bestaan er in het kader van het Nederlands strafrecht om tegen personen die vrouwen en kinderen tegen hun wil en met valse voorwendselen in Marokko achterlaten op te treden?

Antwoord 7

De mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden tegen achterlating zijn beperkt. Achterlating is als zodanig niet strafbaar. Het gaat vaak om feitencomplexen die strafrechtelijk moeilijk te duiden zijn, en die bovendien in het buitenland zijn gepleegd. Voor een gedetailleerde uiteenzetting over de mogelijkheden van een strafrechtelijke aanpak verwijs ik naar de nog steeds actuele passage in de brief die de toenmalige Minister van Justitie op 16 november 2009 aan uw Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 175, nr. 2, pagina’s 5 en 6).

Vraag 8

Wat is uw mening over de Britse aanpak waarbij een speciaal team van hulpverleners tot in de landen van herkomst vrouwen in gedwongen huwelijken te hulp kan schieten? Overweegt u een dergelijke aanpak ook voor Nederland? Zo ja, hoe dan en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Zoals de toenmalige Minister van Justitie, mede namens de toenmalige Minister van Wonen, Wijken en Integratie en de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, reeds eerder heeft geantwoord op uw vraag over de Britse Forced Marriage Unit (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3262, vraag 6) bestaat voor het in het leven roepen van een dergelijke instelling in Nederland geen aanleiding. Achterlating en gedwongen uithuwelijking zijn kwesties die moeten worden aangepakt door partijen die zo dicht mogelijk bij slachtoffers en daders staan. Die aanpak vindt plaats in het kader van de aanpak van huiselijk en eergerelateerd geweld. De structuur van Steunpunten Huiselijk Geweld die wij in Nederland kennen, biedt voldoende mogelijkheden om waar nodig hulp te bieden aan personen die vanwege conflicten rond partnerkeuze of relatie hulp nodig hebben. Waar sprake is van veiligheidsrisico’s kan dit gemeld worden bij de contactfunctionarissen eergerelateerd geweld bij de politiekorpsen. Bij complexe zaken kan ondersteuning en advies worden gevraagd bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld.


X Noot
1

Parool, 19 november 2011.

Naar boven