Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de reis- en onkostenvergoedingen bij de TU Delft (ingezonden 25 januari 2012).

Mededeling van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 13 februari 2012).

Vraag 1

Wat bent u van plan te ondernemen naar aanleiding van de berichtgeving over te ruime kostenvergoedingen bij de TU Delft?1 Vraagt u slechts opheldering of volgt er ook actie?

Vraag 2

Deelt u de mening dat het onacceptabel zou zijn als de TU Delft de regeling zodanig oprekt dat de te hoge vergoedingen, door de TU «staande praktijk» genoemd, voortaan onder de regeling zullen vallen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Waarom maakt een universiteit meer dan 900 000 euro op aan onkosten en faciliteiten voor drie collegeleden over de periode 2008–2011 en is dat echt nodig? Waaruit bestaan die kosten en faciliteiten precies?

Vraag 4

Bent u het eens met de bewering van de TU Delft dat het opstappen van de decaan los staat van de hoge vergoedingen en/of de berichtgeving daarover? Zo nee, wat is dan het verband daartussen?

Mededeling

Op 25 januari 2012 hebt u mij vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) met kenmerk 2012Z01197 gezonden. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van het artikel «Te dure dienstreizen college TU Delft» in NRC Handelsblad van 24 januari 2012.

Naar aanleiding van dat artikel heb ik uw Kamer met mijn brief van 26 januari 2012 gemeld, dat de Inspectie van het Onderwijs contact heeft opgenomen met Technische Universiteit Delft om te inventariseren of op basis van het materiaal dat NRC van de universiteit heeft ontvangen, aanvullend onderzoek nodig is.

Deze inventarisatie houdt ook verband met de eerdere vragen van de leden Jadnanansing (PvdA), Lucas (VVD) en Jasper van Dijk (SP). Eerst nadat ik de bevindingen van de inspectie heb bestudeerd en mij een goed oordeel heb kunnen vormen, zal ik alle Kamervragen beantwoorden.


X Noot
1

NRC Handelsblad, d.d. 24 januari 2012.

Naar boven