Vragen van het lid Arib  (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat een pedoseksueel als vrijwilliger heeft gewerkt op een kinderkamp (ingezonden 14 september 2011).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 28 september 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een pedoseksueel als vrijwilliger heeft gewerkt op een kinderkamp?1 Herinnert u zich de vragen over pedoseksuelen die ondanks een eerdere veroordeling toch in hun oude beroep blijven werken?

Antwoord 1

Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht en herinner mij de vragen.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het schandalig en zeer ongewenst is dat een pedoseksueel die een week eerder terecht stond voor seksueel misbruik van een meisje en voor het bezit van kinderporno de week daarop coördinator Sport en Spel was bij de kindervakantieweek Stuif Stuif in Haarlem?

Antwoord 2

Ik vind het absoluut onwenselijk dat veroordeelde pedoseksuelen met kinderen in een afhankelijkheidssituatie werken.

Vraag 3

Hoe verklaart u dat het mogelijk is geweest dat een pedoseksueel die al meerdere keren is veroordeeld voor ontucht met kinderen als vrijwilliger heeft gewerkt op een kinderkamp?

Antwoord 3

Door de betrokken organisatie is de heer E.V. niet gevraagd een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te overleggen voor de functie van vrijwilliger. Indien deze wel zou zijn aangevraagd, zou de VOG zonder twijfel zijn geweigerd. Twee andere door de heer V. ingediende aanvragen zijn ook daadwerkelijk geweigerd.

Vraag 4

Over welke mogelijkheden beschikken organisaties zoals kinderkampen om na te gaan of onder hun vrijwilligers veroordeelde pedoseksuelen zijn?

Antwoord 4

De organisatie kan de beoogde vrijwilliger vragen een VOG te overleggen. Een veroordeelde pedoseksueel zou voor een functie als vrijwilliger in de omgang met kinderen geen VOG hebben gekregen. Krijgt de vrijwilliger geen VOG dan zou de organisatie hem niet moeten laten functioneren binnen haar organisatie.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het wenselijk is een wettelijke verplichting tot het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag door vrijwilligers in te stellen om te voorkomen dat een veroordeelde pedoseksueel wederom met kinderen kan werken? Zo ja, op welke punten moeten wet- en regelgeving worden aangepast en op welke termijn gaat u dit bewerkstellingen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

In de antwoorden op de vragen van de leden De Roon, Brinkman en Van der Vlies2 heeft de toenmalig minister van Justitie al aangegeven geen wettelijke regeling voorhanden te hebben waar een dergelijke verplichting logischerwijs onder zou kunnen vallen. Deze situatie is thans niet anders. Voorts ben ik net als de toenmalig minister van Justitie van mening dat met een dergelijke wettelijke maatregel de verantwoordelijkheid in volle omvang zou verschuiven naar de overheid, terwijl die juist primair hoort te (blijven) liggen bij de organisaties die activiteiten voor kinderen organiseren.

Vraag 6

Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen om te voorkomen dat dergelijke situaties zich opnieuw kunnen voordoen?

Antwoord 6

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 22 september 20113 zal ik samen met mijn ambtgenoot van VWS de op- en inrichting van een tuchtcollege voor de vrijwilligerssector en het gebruik van een referentielijst faciliteren. Op een referentielijst komen personen die de gedragsregels hebben overtreden en hiervoor tuchtrechtelijk zijn gesanctioneerd. Doel hiervan is om te voorkomen dat zij bij een (andere) vrijwilligersorganisatie aan de slag kunnen gaan. Toepassing van deze systematiek en overige binnen het project «In veilige handen» ontwikkelde tools voor vrijwilligersorganisaties – naast de VOG – zullen het vrijwilligersorganisaties makkelijker maken om zedendelinquenten te weren.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2105.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel, nr. 62.

X Noot
3

Kenmerk 5710532/11/DSP.

Naar boven